Dit blog is bedoeld voor familie en vrienden maar anderen mogen meegenieten...
De oudste verslagen zijn vrij summier en bevatten geen eigen foto's.

11 juli 2016

Calabrië


Tarentella, tartufo en... traffico !
 
De rotskerk is het ijkpunt van Tropea.
© Scriptor
Als je reist ga je meestal naar het verleden, naar gebouwen, beelden, muurschilderingen, feiten en legendes. Op slechts weinig plaatsen in de wereld zijn de oude eeuwen nog springlevend. Calabrië is één van die plekken. De meest bijzondere ontdekking die je in de Italiaanse ‘voet’ kunt doen zijn klanken uit voor-christelijke tijden. Een buitenstaander kan ze horen en ingewijden kunnen ze uitspreken en begrijpen. Dat zal al op de allereerste uitstap vanuit de thuisbasis Tropea duidelijk worden.

Tropea, de stad van de rode uien
© Scriptor
De Belgische connectie

Terwijl heel België naar zuurstof en water snakt, is het op de vierde vakantiedag aan de Tyrreense kust Noordzeeweer. Jagende, muisgrijze wolken escorteren de bus. De costa degli dei is van de goden verlaten. Als we in Scilla uitstappen gaan meteen de paraplu’s open. We glibberen over de kasseitjes, laten de camera lonken naar druipende terraszitjes en het mistige kustwater om hem snel weer in zijn beschermende hoes te stoppen. Als we via een tunneltje aan de zeekant van de huizen uitkomen, blijkt een verzopen ochtend toch nog over charme te beschikken. De combinatie van Schotse sfeer, glad gewassen keien en zuiderse architectuur levert een ongewone vakantiefoto op.

Scilla op een dwarsliggende ochtend in juni
© Scriptor
Als je aan deze oever de andere kant op kijkt, zie je een middeleeuwse burcht op een rots staan. Daar woonde het adellijke geslacht Ruffo di Calabria dat sinds de 12de eeuw bekend is. Het is het voorouderlijke huis van koningin Paola, die zich prinses van Ruffo en ook prinses van Scilla mag noemen. De Ruffo's speelden lange tijd een vooraanstaande rol in de politiek en het Vaticaan. De heilige Paola is trouwens een belangrijke patrones van de Calabrezen. Het stadje dat dezelfde naam draagt, is helemaal aan haar gewijd. Hieruit leid je af dat de voornaam van onze oud-vorstin meer voorstelt dan een welluidende klinkerreeks.

Een fel ingezoomd en dus vaag beeld van een boot die op zwaardvis vist.
© Scriptor
De druilregen houdt de vissers niet tegen om uit te varen. Ook vandaag moet er brood op de plank komen! Hier worden zwaardvissen vanop grote diepte naar boven gehaald, tot 4 meter lange zwarte lijven met een bek vol messcherpe tanden waarmee ze hun belagers aanvallen. Vanuit de hoge mast en met de hulp van apparatuur worden ze opgespoord. Het vangen van deze lekkernij is niet ongevaarlijk, laat ik mij vertellen. De man die met de harpoen op de loopbrug staat, moet zeer omzichtig te werk gaan.

Dat het bezoek kort is, deert niet. Aan een stalletje drinken we nog een cappuccino en stappen even later de bus weer in. 'Ach', denk ik, 'binnen twee dagen ben ik hier terug en dan schijnt de zon vast weer.'

In Gallicianò wonen zo'n 200 mensen.
© Scriptor
Waar de tijd stilstond

Na meer dan twee uur rijden klimmen we naar het dorp Gallicianò in het Aspromontegebergte. Dit is een van de afgelegen plekken waar nog oud-Grieks gesproken wordt. Tussen 800 VC en 500 VC kwam een grote Griekse kolonisatiegolf op gang waarbij het zuiden van Italië, Sicilië en de Zwarte Zee-kusten bewoners uit de Peloponessos kregen. Een belangrijke Zuid-Italiaanse stad uit die tijd was Croton (het huidige Crotone) bekend om zijn topsporters die medailles wegkaapten in Olympia en Pythagoras die er ging lesgeven. Gallicianò werd pas veel later, in de 10de eeuw AD, gesticht door gevluchte Grieken uit Nilkis, een stad die door de Bulgaren verwoest werd. Na de val van het Romeinse rijk was de regio immers in de invloedssfeer van Byzantium terechtgekomen. De klemtoon op de laatste lettergreep van de dorpsnaam roept woorden op zoals efcharistò (alsjeblieft), parakalò (dankjewel)...

Trots op de Griekse cultuur!
© Scriptor
Uit de vlaggen aan de huizen en het verhaal van de orthodoxe priester die ons uitnodigt om het grotkerkje te bezichtigen, blijkt hoe trots de bewoners op hun origine zijn. En, zoals het past, draagt o papas een knotje. De orthodoxe traditie stamt uit de Byzantijnse periode (6de-11de eeuw) toen heel wat Griekse monniken naar Calabrië kwamen. Tot mijn verbazing opent hij het gordijn dat naar de ruimte achter de iconostase gaat waar alleen de priester toegang toe heeft. In Griekenland gebeurt dat alleen tijdens de eredienst. Ik heb nooit geweten hoe dat kamertje eruit ziet. Het is een beetje hetzelfde als de rest van de kerk: muurgeschilderde iconen, ingekaderde iconen, een kruisbeeld en nog wat relicten die ik niet kan thuisbrengen. En hij komt nog met een primeur. Met een tongval en een melodie die ik - als grote leek, natuurlijk - meer Italiaans dan Grieks vind klinken, richt hij een aantal welkomstzinnen in de oude taal tot ons.

De orthodoxe priester van Gallicianò luidt de klok.
© Scriptor
Na de parapluloze dorpswandeling schuiven we in een eethuisje aan voor een plattelandslunch. Daarna haalt de kok muziekinstrumenten boven en waagt zich een enkeling aan de tarantella, dé folkloristische dans van het zuiden.

Een tamboerijn spelende kok
© Scriptor
Meer Griekse verwantschap wacht ons in het volgende dorp: Pentadátilo...waar de zon schijnt. Penta betekent vijf, dátilo vinger (denk aan dactylografie). De naam heeft alles te maken met de bergrug waartegen de huizen gebouwd zijn. Vooral vanop enkele kilometers afstand zie je een hand in de structuur van het gesteente. Op last van de overheid zijn de bewoners verkast. Er zou een te groot gevaar op aardverschuivingen bestaan. De laatste jaren wordt het spookdorp opnieuw opgebouwd. Maar voorlopig (?) komt er niemand terug. Hun plaats wordt ingenomen door enkele kunstenaars die hun creaties aan de toeristen willen verkopen. Wij zijn op dat moment de enige bezoekers en het is bijna hoogseizoen. Dit dorp komt nooit meer tot leven...

Vanop de parkeerplaats zie je drie vingers van de Pentadátilo-hand.
© Scriptor
In de streek van Cosenza, vind je een spiegelverhaal van deze Griekse identiteit. In die Noord-Calabrese dorpen wonen nazaten van Albanese christenen die in de 15de eeuw gevlucht zijn voor de Ottomaanse bezetting van de Balkan. Ook daar wordt het oude Albanees nog gesproken. Maar net zoals in de Aspromonte wordt ook hier het voortbestaan van de taal bedreigd: jongeren praten ze niet meer en vertrekken vaak naar de kust op zoek naar werk of studiemogelijkheden.

Sfeervol Gerace
© Scriptor
Una bella giornata

De volgende ochtend begint weer met regen. Maar Liliane, de Duits-Italiaanse gids met wie we naar Gerace aan de Ionische-Zee gaan, komt met een interessante theorie. De kust aan de overkant, waar het 's zomers wel 40° kan worden, heeft een veel droger klimaat. Dat de Aspromonte-rug de natte wolken tegenhoudt, merken we als we de tunnel uitrijden. Deze weermetamorfose roept herinneringen op aan de Gotthard-tunnel die noorderlingen naar de zon van Italiaans-Zwitserland loodst.

Potige Maria stuurt haar toeristentrein naar boven !
© Scriptor
Omdat bussen niet de rots op mogen (of kunnen) rijden, wacht Maria ons op met haar toeristentreintje. Terwijl we de eerste bocht nemen laat ze een vrolijke tarantella iets te luid door de open wagons klinken. Alsof het de eerste keer is dat ze deze no nonsense vrouw ontmoet, komt Liliane niet bij van het lachen. Boven is het zicht op de bergkammen van de Aspromonte wijds en desolaat. Voor de Griekse kolonisten moet het een plaats zijn geweest die veiligheid uitstraalde: hoog en droog in de figuurlijke betekenis. Zij noemden de stad Hierax (sperwer), later verbasterd tot Gerace. In de 12de eeuw veroveren Normandiërs Zuid-Italië en Sicilië. De katholieke Fransen drukken hun stempel met de bouw van het grootste godshuis van Calabrië. Voortaan zal de Byzantijnse cultuur onder druk staan. Ooit bezat de stad 57 kerken, alsof religie per opbod moet verkocht worden. Met de godsdienstvrijheid in dit gebied was het niet altijd goed gesteld. Gedurende enkele eeuwen was de orthodoxe rite zelfs verboden omdat de paus zijn macht niet wilde delen met de aartsbisschoppen. 

Zicht vanuit Gerace: Calabrië is een dun bevolkte streek !
© Scriptor
In de Byzantijns(krypte)-Romaanse-Renaissance(toren)-kathedraal valt het hedendaagse altaar op. Dat wil zeggen de tekst die erop geschreven staat: 'opdat zij één zijn' kun je lezen in het Latijn én het Grieks. Dat statement verwijst naar de pauselijke encycliek van Johannes Paulus II ('95) over de oecumene, het wereldwijde samengaan van gelovigen. Op deze plek is het vooral een verwijzing naar het Byzantijnse verleden en het respect daarvoor. Volgens Liliane hebben de woorden nog een andere lading, die van een vuist tegen de maffia.

Wat ze niet vertelt aan dit Duits-Oostenrijks gezelschap, waaraan een Vlaamse en een Waalse is toegevoegd (Liliane praat ook Frans), is dat enkele straten verder prins Ruffo, de vader van koningin Paola, begraven ligt. Vanochtend in de bus kwam ze wel met een bijzonder Belgisch getint verhaal. In de provincie Cosenza ligt het dorpje San giovanni in fiore waar in de jaren '50, net zoals op andere plaatsen in het zuiden, grote werkloosheid heerstte. Een aantal mannen vertrok naar België en vond werk in de mijn van Marcinelle. In '56 kreeg deze naam een tragische lading. Toen vond een ramp plaats die het leven kostte aan 262 mijnwerkers, waaronder de halve bevolking van San giovanni in fiore. Sindsdien herdenkt het dorp elk jaar de slachtoffers.

Het granita-ijs is een Calabrese specialiteit
© Scriptor
Tegenover de kathedraal is een ijssalon waar Liliane blind in vertrouwt. Er wordt granita, een sorbet met vruchtensmaak, geserveerd, natuurlijk fatta in casa. Omdat ik voortdurend de naam Bergamotte hoor maar de citroenachtige vrucht niet ken, kies ik voor deze variant. Inderdaad wat zurig, niet helemaal mijn ding en zo koud dat ijskoud een understatement is. Verfrissend op een hete zomerdag, zo stel ik me voor, maar vandaag trekt de kou op een pijnlijke manier naar neus en voorhoofd...een vreemde ervaring.

Na een ommetje via het oudste kerkje van Gerace, een Byzantijns, haast raamloos rechthoekje met dikke muren uit de 11de eeuw, dalen we met een laatste blik op de brede horizon naar de halteplaats van het minitreintje waar Maria ons met een nieuwe tarantella verwelkomt.

Schapen lopen altijd weg van mensen !
© Scriptor
Op naar het agro-toerisme dat steeds populairder wordt in Calabrië! We stoppen bij een schapenboerderij, annex olijfoliefabriekje en boomgaarden, waar je ook kunt logeren (zwembad incluis) of, zoals wij, een lunch nuttigen. Zoals overal in Zuid-Italië zijn de calorieën rijkelijk aanwezig: varkensvlees, pasta, gefrituurde hapjes, kaasbereidingen... het kan niet op. Zelfs als je overal een beetje van proeft, hopen de vetkilo's zich snel op. Aansluitend krijgen we een snelcursus olijfolie maken waaruit ik ontsnap om wat in de zon te gaan wandelen en naar de schapen te gaan kijken. 

En dan is het tijd om de oversteek in omgekeerde richting te maken, van de goedgemutste Ionische kust naar de tobberige Tyrreense. Halfweg kondigt Liliane ein pipistop aan. Wie durft nog te beweren dat het Duits geen charmante taal is? Een andere welluidende zin die ik onthouden heb is deze: Wir schlängen uns die Küste entlang. In de Italiaanse, wat schmutzige variant van de Raststätte krijgen we een kwartiertje om de benen te strekken. Met een koffie in de hand overloop ik het boekenaanbod. De meeste titels doen een belletje rinkelen: Il piccolo principe, Il nome de la rosa... en ook, niet geheel onverwacht, la bibla.

In het midden van de linker etalage brengt de moedige boekhandelaar van Tropea, Gomorra,
de spraakmakende aanklacht tegen de maffia van Roberto Saviano, onder de aandacht !
© Scriptor
Gomorra, het verfilmde anti-maffiaboek van Roberto Saviano, die al jaren ondergedoken leeft, is enkel in de betere boekhandel te vinden. Liliane die al 25 jaar in deze streek leeft, praat ons bij over de octopus die nog steeds de wettige macht in zijn klauwen heeft.

Voor ons ligt de grootste containerhaven van Europa, Goia Taura. Hier komen drie miljoen containers per jaar aan. Er is een kade van zes kilometer. Van elke container gaat er één euro naar de maffia. In een aantal van hen zit cocaïne uit Colombia. De handel in deze party- en yuppendrug is de lucratiefste bezigheid van 'Ndrangeta, zoals de Calabrese onderwereld zichzelf noemt. De douane neemt wel eens een container in beslag maar heeft een stilzwijgende afspraak met de bestemmeling die erin bestaat dat ze dan de volgende twee of drie ladingen ongemoeid laat. Iedereen is omkoopbaar.

Deze populaire scooterautootjes lijken niet geschikt
om vrachten cocaïne te vervoeren...
© Scriptor
Om grote hoeveelheden drugs te kunnen inkopen moet je over cash beschikken. In de jaren '70-'80 ontvoerde de maffiosi uit de bergdorpen kapitaalkrachtige burgers voor wie ze losgeld konden vragen. Dat geld hebben ze geïnvesteerd in prostitutie, het corrumperen van politici, drugshandel... Het tweede boek van Roberto Saviano, Zero, zero, zero, ontrafelt de wereld van de internationale drugskartels en hun plaats in de informele maar ook in de formele economie. Dat cocaïne zo'n ruim afzetgebied in het Westen vindt, heeft volgens Liliane te maken met de extremen van onze samenleving. Het is een prestatiebevorderend middel. Er is dus meer dan één schuldige.

'Ndrangeta vangt ook euro's door het opleggen van een beschermingscultuur, noem het maar afpersing van winkeliers, restauranthouders... Ze kunnen bijvoorbeeld ook een hoteleigenaar verplichten om fictieve mensen in hun personeelsbestand op te nemen. En geregeld tonen ze aan het grote publiek dat ze er nog steeds zijn. Laatst hebben ze in een gemeente een aantal vuilniswagens in brand gestoken. En als de overheid een groot project uitvoert, zoals het voltooien van de snelweg die Noord- met Zuid-Italië verbindt, dan meldt de maffia zich nadrukkelijk.

Veel huizen hebben hun eigen kapelletje.
© Scriptor
Haar kracht zou in de onverbreekbare familiebanden zitten, een netwerk waarin absolute trouw verzekerd is. 'Calabrië is familieziek', zegt Liliane. Zijzelf is bang om op een onfortuinlijk moment getuige te zijn van 'iets' dat ze niet had mogen zien. Toen een aantal jaar geleden haar auto werd gestolen en ze aangifte had gedaan, werd ze opgeroepen door de Carabinieri, de militaire politie. Er werd haar verteld dat ze wellicht een telefoontje zou krijgen met het voorstel om de auto terug te kopen. Indirect werd haar duidelijk gemaakt dat dit maffia-business was en dat de arm van de wet niet ver genoeg reikte om haar te ondersteunen. Van die dag af wist ze dat ze, in geval van problemen met de penoze, niet op de overheid zou kunnen rekenen.

Nicola Gratteri, de rechter uit Gerace, is een notoire maffiabestrijder. Hij gaat onder meer naar scholen om de jeugd ervan te overtuigen om zich niet met lafhartige praktijken in te laten. Af en toe boeken de tegenkrachten een succesje maar de octopus heeft véél en lange armen!

Op de tonen van Verdi's slavenkoor beslechten we de laatste kilometers van de dag...


Reggio, het fleurige zuiden

De 'lungomare' in Reggio ligt aan het tochtgat van de Straat van Messina.
© Scriptor
De dagen waarop de uitstappen georganiseerd worden, kies je niet. Voor de derde opeenvolgende ochtend stap ik op de bus. En alweer is de hemel dreigend. Vandaag gaat het richting uiterste zuiden naar het puntje van 'de voet' waar de vroegere hoofdplaats van Calabrië, Reggio, ligt. Als in '70 de overheid beslist om de regionale administratie te verplaatsen naar Catanzaro, breken er zware rellen uit. Uiteindelijk komt er een compromis uit de bus waarbij de ambtenarenbanen verdeeld worden over beide steden. Maar twee jaar later rolt er een echte meevaller uit de bus: in Riace aan 'de andere kust' ontdekt een amateur-duiker twee bronzen beelden uit de oudheid. Na jaren van getouwtrek mag het archeologisch museum van Reggio de krijgers aan zijn collectie toevoegen. In deze door aardbevingen en een tsunami getroffen stad (1783 en 1908) werden de archeologische resten uit vroegere tijden vernietigd. De oorsprong van de stad gaat terug tot de 8ste eeuw VC toen de Grieken de naam Rhegion bedachten. Met dit opgeviste duo kan Reggio zich toch op de toeristische kaart plaatsen. En bezoekers doen de kassa's rinkelen.
 
Overal rustige stranden...
© Scriptor
De straten in en rond het centrum ogen netjes tot chique. Het is een stad die je een prettig humeur bezorgt. Sinds een aantal jaren pakt Calabrië het malgoverno aan en dat levert op tal van plaatsen resultaten op. Wie een shopping-verslaving heeft kan op de 1.5km lange Corso Garibaldi (genoemd naar de 19de eeuwse held die zijn leven wijdde aan de eenmaking van Italië) tot het gaatje gaan. Aan beide zijden van de autovrije straat wisselen budgetvriendelijke en over het paard getilde prijzen elkaar af. Omdat Gianni Versace's moeder er een winkel had, voelen grote ontwerpers er zich thuis. Ik val als een blok voor een tassenwinkel die stijlvolle ontwerpen combineert met zonnekleuren en prijskaartjes die bij de Brusselse koopjesperiode horen. Helaas heb ik mijn bankpas in het hotel gelaten en durf ik mijn cash geld niet uit te geven... je weet nooit wat je overkomt. Misschien mis je door een dom toeval de bus terug en moet je een plan bedenken, bijvoorbeeld met de trein (drie keer overstappen!) teruggaan.

 Op de markt van Regio
© Scriptor
Winkelen op de markt kan natuurlijk wel. Hier tref ik 'de aangespoelden' die het gered hebben, fatsoenlijk geklede en geschoeide Afrikaanse mannen die handeltjes drijven in kleding en accessoires. Een vetpot zal het niet zijn want bij de kramen zie ik geen kat. Ook aan de fruitstalletjes is het veel te stil. Op de markt van Tropea overheerst hetzelfde beeld.

Andere Afrikaanse migranten proberen iets te verdienen als dagloner, vooral in de fruitteelt. Ze krijgen hetzelfde loon als de Calabrezen (25€ per dag) maar zijn nooit zeker dat er 's anderendaags weer werk is. Toch kan het nog slechter: gebedeld wordt er ook.

De knusheid van geurende koffie !
© Scriptor
Een Italiaans koffiehuis waar het gebak en de ijsjes je toelachen, is onweerstaanbaar. De bediening is altijd vriendelijk, je kunt er eens in de krant bladeren en wat je ook eet of drinkt, de beurs klaagt nooit. Naast de markt is een leuke tent. Even uitblazen...

Aangesterkt stap ik nog een stuk over de elegante maar winderige lungomare. De Straat van Messina is hier zo smal dat je aan de overkant Sicilië ziet liggen. Een aantal jaren geleden had Berlusconi het megalomane idee opgevat om beide kusten met een brug te verbinden. De tijdwinst ten opzichte van de veerboten zou miniem zijn en de schatkist waarvan de bodem altijd in zicht is, opnieuw gepijnigd worden. De tegenstanders wonnen nipt, het project is afgevoerd.

Late herfst in Scilla?
© Scriptor
Scilla, de herkansing

Terwijl in Reggio de zon scheen, belooft de hemel boven Scilla weinig goeds. Tijdens de lunch met uitzicht op zee breekt er een gigantisch onweer los, vergezeld van harde, dichte regenstralen. De vakantiefoto waarmee je in de maand juli met goed fatsoen kunt thuiskomen zal ook vandaag niet gemaakt worden. We rekken het tafelen nog wat, bestellen een afzakkertje of een opkikkertje. Op mijn vraag naar een kaffè latte wordt me, zonder met de ogen te knipperen, verteld dat er geen melk geserveerd wordt in dit huis maar dat ze vervangen kan worden door een bolletje ijs. Daar heb ik niet van terug... Scilla, het mythologische zeemonster uit de Odyssee lijkt nog steeds over geheime krachten te beschikken. Als het snel koud wordend goedje opgediend wordt, buigen mijn Waalse tafelgenoten zich nieuwsgierig over het kopje. Terwijl de laatste regen uit de bui geperst wordt, delen we nog wat koetjes en kalfjes over Italiaanse topbestemmingen (Amalfitaanse kust en Sicilië), een weergaloos hotel in Sorrento, een Ivoriaanse schoondochter en de rode duivels die beloftevol gespeeld hebben.

Midden op de dag branden lantaarns in Scilla
© Scriptor
Onder de laatste druppels leggen we dezelfde weg af als twee dagen geleden maar nu in omgekeerde richting. We zien een harpoenboot van dichtbij, glippen een winkeltje binnen voor bergamottesnoepjes, en -marmelade en ik informeer bij de altijd lachende Natasha hoe ze haar Jetair-baan beleeft. Achter de lach zit een verhaal van teveel hooi op de vork, van de zevende weekdag, in theorie een vrije dag, die besteed wordt aan administratie of andere klussen, het uit je bed gebeld worden door een klant in nood, heel vroege en heel late vluchten begeleiden... Na enkele zomers en winters in deze werkketting te hebben gefunctioneerd, is ze van plan om een pauze in te lassen eind september wanneer het Calabrese seizoen uitdooft. Doodmoe heet dat. En het is niet zo dat het loon een rep je de kans geeft om een tijdje te rentenieren.

Na drie opeenvolgende excursiedagen is ook mijn accu leeg. Piano, piano, zal het ritme van morgen heten!

Ochtendstilte bij de tweede of derde cappuccino...
© Scriptor
Op het nest

Van het hotel geniet ik het meest in de ochtend. Er zijn niet al teveel gasten, de kakofonie van grote hotels is hier ondenkbaar, vooral als je tijdig, zeg maar om een uur of acht, uit de veren bent kun je in alle rust ontbijten. Nog nooit waren de croissants zo groot en zo heerlijk, vaak gevuld met chocolade. En op geen enkele andere reis dronk ik echte cappuccino, een enkele keer een nepversie ervan. Na de zoete hap wijk ik snel uit naar het buitenterras waar je op dat uur (meestal) alleen de vogels kunt horen fluiten en het hypnotiserende afzuiggeluid van het zwembadwater je in een lichte trance brengt.

Als de cafeïne het lijf helemaal heeft wakker geschud haal ik mijn fototoestel, loop de heuvel af, duik onder de spoorwegbrug door (één gezapig kustlijntje) en zie de oude stad voor mij uitliggen. Perfecte locatie voor een niet-mobiele reiziger! Hoewel deze badplaats met verschillende brede stranden zeer geliefd is bij Italianen, ervaar je nergens een platte toeristische sfeer. Het authentieke en het historische voeren de boventoon. In het labyrint van steegjes, waar je alleen bent met de locals, kun je nog steeds verdwalen. Namen van straten (via Normanni, via Garibaldi...) en gevelopschriften van stadspaleisjes vullen de geschiedenislessen aan die je overal hoort en leest. Na de middeleeuwen kon Protea haar onafhankelijkheid lange tijd bewaren, had zelfs een eigen parlement en was alleen rekenschap verschuldigd aan de koning. Deze vrije positie trok edellieden en ondernemende handelaars aan en zorgde voor grote bloei. De palazzi en kerken van de stad zijn een afspiegeling van die gouden jaren.

Soms krijg je in een inkijkje
in de vergane glorie van de stadspaleisjes.
© Scriptor
In Protea gaat het op en af, naar boven en weer naar beneden, soms ook via trappenpartijen. Halfweg vind je wel een bank waar uitgehijgd kan worden. En vanuit alle hoeken wordt je getrakteerd op uitkijkjes over stranden, azuurblauw water met pastelgroene vegen, boven de zee hangende huizen of de eeuwig aanwezige pelgrimskerk. Hier staat religie trouwens midden in het dagelijkse leven. Je struikelt over de geïmproviseerde kapelletjes. Toch had ik in de chiesa dell'Annunziata boven de lungomare een merkwaardige ervaring. Op een zondag liep ik er toevallig binnen. Er was een eredienst aan de gang waarbij je een voorganger hoorde en tussendoor de antwoorden van de gelovigen. Maar waar was de priester? Toen mijn zoekende blik de luidsprekers aan de pilaren vond, werd een en ander duidelijk. Blijkbaar zit het geloof in Zuid-Italië niet meer in de lift.

Ook hoog in de bomen staan verse bloemen klaar voor de Heilige Maagd !
© Scriptor
Na een uur of twee rondstruinen strijk ik neer bij Mimmo op de piazza Veneto, het beste ijssalon van de stad. Je kunt er kiezen uit zo'n 60 smaken. Om ze allemaal te kunnen proeven zou ik dus vier hoorntjes per dag moeten eten. Hum... toch maar niet. Omdat het verstandiger is om mij over te geven aan een taalbadje, neem ik de Corriere dello Sport mee naar het terras. De titels lezen lukt min of meer maar de rode draad in een artikel vinden...helemaal niet. Dat valt erg tegen. Naast de gebruikelijke Conte-show op de eerste pagina, gaat het over de Brexit van Inglaterra maar ook over la grande stelle Hazard (noù...) en wordt er een gebed gericht tot Nainggolan: Non te ne vai, Radja! Intussen heeft de Roma-speler hun bede verhoord!

Op dat moment lijken de 'azzurri' nog onverslaanbaar...
© Scriptor
Op de terugweg neem ik nog wat fruitboodschappen mee, verlang naar een verfrissende douche en maak in hotel Tropis een wat onbeholpen praatje met mijn kamermeisje Maria, die steeds weer handdoeken in olifanten en zwanen omtovert. In ruil daarvoor stop ik chocoladecakejes in haar schort want dit werkpaard heeft zucchero nodig.

Als de zon een zachtere gedaante heeft aangenomen installeer ik me met een heerlijk goudkleurig wijntje en een boek op het terras bij het zwembad. Hoewel het iets minder stil is dan 's ochtends, is het er best genietbaar. Calabrië trekt geen lawaaierige toeristen aan, zeker niet in het voorseizoen. Er hangt een soezende sfeer. Bij de treden naar het diepere gedeelte van het bad ligt een vrouw te slapen met de helft van haar benen in het water en de rest van haar lichaam op het droge.

Laat mag het vanavond niet worden. Morgen gaan we de zee op!

In het haventje van Tropea liggen yachten en excursieboten.
© Scriptor
Naar Siciliaanse sferen

Als we even voor negenen uit Tropea wegvaren hangt er een rozige lichtsluier over de huizen boven de rotsen. Omdat we in totaal meer dan zes en een half uur op de boot zullen zitten, is het belangrijk om een goed plaatsje te vinden. Maar op deze schuit is elk plekje ingenomen. Op een witte dekkist is nog net een hoekje vrij. Ik vermoed dat de eigenaars kiezen voor prijsvriendelijke tickets (60€ ipv 80€ of 100€ aan andere mediterreane kusten) en als compensatie hun vaartuig volstouwen. Na een dikke twee uur meren we aan op Vulcano, een klein Eolisch eiland waar eigenlijk niets te zien is behalve wat toeristische nering. Landschappelijk is het ook niet aantrekkelijk. Misschien moet je verder het eiland op om iets authentieks te vinden maar deze kennismaking mag geschrapt worden. Dan maar een terrasje met een, zoals altijd, uitstekende cappuccino.

Ochtendlicht op Tropea!
© Scriptor
De oversteek naar het hoofdeiland Lipari en gelijknamig stadje duurt maar een kwartiertje. Daar wacht ons een veel vrolijker ontvangst: een sympathiek haventje, Siciliaans aandoende steegjes en vinnige scootertjes. We zijn nu heel dicht bij Sicilia. Hier hebben we twee en een half uur vrije tijd. Geen luxe als je eerst de hoofdstraat niet vindt en aan het eind ervan bij een aanlegplaats terecht komt die er anders uitziet dan die waar je boot ligt. Eilandbezoeken zijn altijd een beetje stressy. Treinen en bussen komen niet voor in plan B. Dit is bovendien een oord om een hele dag in door te brengen. Je kunt eindeloos draaien en keren, op en af lopen in het kleurrijke labyrint waar de was schaamteloos hangt te wapperen, vervolgens het perfecte ijsje eten (Mimmo's reputatie verbleekt hierbij), je tegoed doen aan alles wat de patisserieën te bieden hebben (een prieeltje met zitjes incluis), rustig fotograferen en een maaltijd onder een parasol bij het water. En over water gesproken: zoet water wordt met schepen naar de eilanden gebracht, zowel vanuit Calabrië als vanuit Sicilië. De literprijs zal naar verhouding zijn...

Haventje van Lipari met het 'verrassingskerkje'
© Scriptor
Op weg naar ons vaartuig glip ik nog even binnen in het witte kerkje. In plaats van banken zie ik een soort van ethnografisch museum met leuke maquettes die het uitgestorven leven van vissers en handarbeiders voorstellen. Er wordt gevraagd om een kleine donatie achter te laten om het godshuis verder op te knappen. De poppenhuisjes lijken me bij de Zuid-Italiaanse traditie te horen. Zo zie je ook overal fantasierijke kerststalletjes (het hoeft daarom geen Kerst te zijn!), een vaardigheid waarvoor Napels het meest bekend is.

Een fragment van het stilleven achter de witte kerkmuren
© Scriptor
Van Lipari is het anderhalf uur varen naar Stromboli. Er wordt verteld dat je 85% kans hebt om de vulkaan in actie te zien. Maar wanneer de fotografen zich verdringen op het dek wordt het duidelijk dat het heethoofd vandaag niet zal spuwen. Deze vaststelling is helaas niet de enige tegenslag. Met een ruk van de wind waait mijn mooie witte pet van mijn hoofd en als ik even later de foto's check moet ik naar adem happen: net nu, op het moment suprême van de dag en misschien wel van de reis, is de rode knop verschoven (gedrum, in en uit het tasje...) en daarom de resolutie zo laag is dat je weinig met het beeldmateriaal kunt doen. Een klein-formaatfoto op een blog kan nog net.

Zicht op de Stromboli:
de lava loopt steeds langs dit kanaal de zee in.
© Scriptor
Omdat de lava altijd een vaste route volgt, kunnen er mensen wonen op de andere flanken. Op Stromboli zijn er twee dorpen. In één ervan gaan we aan land. Als je de eet- en dranktenten achter je laat en in de richting van de kerk klimt, krijgen de witte huizen iets aantrekkelijks maar...voor wie de Griekse eilanden gewend is valt de sfeer op de Eolische archipel erg tegen. Er gaat een saaiheid van uit die iets sombers heeft. Ik herinner me dat de Waalse vrouw die in Scilla aan mijn tafel zat en er vandaag niet bij is, een vriend van haar citeerde. 'Les îles Eoliennes? Mwa...', zo zou zijn puntennotering klinken. Hoewel de vuurberg bijzonder is en Lipari gezellig, sluit ik me aan bij deze beoordeling.

Bij het wegvaren hoop ik op een herkansingsfoto maar de berg baadt in het tegenlicht en mijn toestel maakt er een lachertje van. You win some, you lose some! Hoewel uitwaaien op een boot terwijl je naar het schuimende zog kijkt, een ontspannende ervaring is, was dit een energievretende dag. Om nog eens een Franstalige landgenoot aan te halen die de tocht eerder maakte: 'C'est quand même beaucoup d'heures de bateau'. Wie iets wil zien en navertellen moet een grotere inspanning leveren dan een energiereep kan compenseren!

In Zuid-Italië vind je veel van deze ambulante winkeliers
© Scriptor
De drie volgende dagen schakel ik over op de vakantiemodus: een ochtendwandeling die nog nieuwe hoekjes oplevert, een Mimmo-herbronning, een zeer goede historische roman, een wijntje op het terras met uitkijk over de rotskerk, met de ogen dicht naar de avondzon kijken...

Mijn favoriete terras hoog boven zee
© Scriptor

Fijnproeversdag

En dan rest alleen nog de uitstap naar Pizzo. Dat is een halve dagtrip naar een historisch plaatsje dat op een half uur rijden van Tropea ligt en in de vier Italiaanse windstreken bekend is om zijn onovertroffen tartufo-ijs.

Maar in Pizzo wordt ook een tragisch verhaal verteld, dat van Joachim Murat, de schoonbroer van Napoleon die tussen 1808 en 1815 koning van Napels was. Dat koninkrijk strekte zich uit van Napels (zelfs iets noordelijker) tot het uiterste zuiden van Calabrië. Nadat hij een veldslag verloren had tegen de Oostenrijkers en zijn voorganger, vorst Ferdinand IV, die tot de Spaanse tak van de Bourbons behoorde, week hij uit naar Corsica. Wat later zette hij met een aantal manschappen koers naar Pizzo om zijn troon opnieuw op te eisen. Bij aankomst werd hij meteen gevangen genomen, opgesloten in de burcht en vijf dagen later gefusilleerd.

Tijdens zijn laatste dagen schreef hij een emotionele afscheidsbrief aan zijn vrouw en kinderen die hen helaas nooit bereikte. Zijn soldaten wordt opgedragen om hun veldheer het genadeschot te geven. Murat wenste niet geblinddoekt te worden en vroeg zijn mannen om zijn gezicht te sparen. Hij gaf zelf het order 'vuur'! Wat later werden ook zijn getrouwen neergeschoten.

De rechtbank spreekt zich uit.
En de stoel van Murat is leeg omdat het eigenlijke vonnis al geveld is Napels.
Rechts het portret van koning Ferdinand IV.
© Scriptor
De inwoners van Pizzo worstelen met een schaamte- en schuldgevoel omdat het om een legitieme koning ging. Wel onderhouden ze een goed contact met de inwoners van het geboortedorp van Murat in de Lot, Labastide-Fortunière, dat in 1852 omgedoopt werd tot Labastide-Murat.

In het kasteel wordt deze tragische periode op een zéér visuele manier voorgesteld, ook interessant voor schoolkinderen. Je ziet de cellen met de gevangenen, de ruimte waar Murat op zijn terechtstelling wachtte, de uitspraak van het tribunaal, de executieplek, wapens enz.

Tonen hoe het tartufo-ijs gemaakt wordt
wil niet zeggen je achter het geheim van de smaak komt !
© Scriptor
Laten we deze barbarij snel wegeten met een tongstrelende combinatie van nootjesijs, vloeibare chocolade en een cacaolaagje. Il maestro gelatiere van het Dante-ijssalon toont ons hoe hij de tartufo vorm geeft. Hij schept een portie op zijn lepel, maakt er een holletje in en laat dan de chocolade erin lopen. Het truffelvormig bolletje wordt daarna in papier gewikkeld en in de vriezer gestopt. Ik veronderstel dat de cacao er vlak voor het opdienen overheen gestrooid wordt.

Flats in Pizzo:
grote balkondeuren wijzen op een naar buiten gericht leven.
© Scriptor
Als iedereen deze koninklijke lekkernij gedegusteerd heeft, resten er nog zo'n drie kwartier vrije tijd. Genoeg om wat rond te kuieren in dit authentieke stadje. Het heeft niet de grandeur van Tropea, het leven lijkt er eenvoudig en gezellig. Wie geen zin heeft om in de stevige klim naar de parkeerplaats van de bus kan een vespataxi nemen. Deze middag was net iets te kort maar wel zéér de moeite waard!

De man die Verdi een podium gaf.
 Scriptor
Arrivederci Calabria !

Vlak na een uitstap de koffers pakken en je hoofd afstemmen op praktische zaken zorgt altijd voor een bruusk, niet-gesavoureerd afscheid. Gelukkig is het deze keer anders. De hele vrijdag is één grote ciao-tournee: dag oudere kelner op het terras boven zee, dag vriendelijke signora bij Mimmo, dag hotelober die altijd groette met salve, dag Maria van de zwanen en de olifanten... dag ochtendstilte bij het zwembad.

Op dit afscheidsrondje loop ik ook over de trappenpartij aan de onderkant van een groot flatgebouw dat boven op een rots genesteld ligt. Mijn ogen zoeken het balkon van een man die enkele dagen geleden Verdi's Rigoletto op theatersterkte over de omgeving liet galmen. Maar deze keer blijven de luiken dicht. Het doek is over de voorstelling gevallen...
 
 

Zicht vanop de rotskerk
© Scriptor

 

13 oktober 2015

Montenegro & Albanië - Deel I

Voor anker in de baai van Budva !

Een bureautje met zeezicht, roomservice...
en de supporterssjerp van FC Tirana!

© Scriptor
Kun je je luttele kilometers ten zuiden van Dubrovnik een vreemde talenanalfabeet voelen? Dat kan. Sterker nog, als West-Europeaan ontsnap je er niet aan. Terwijl je in Kroatië herkenbare cultuurzoekers tegen het lijf loopt en de Kroaten het graag hebben over hun Western oriented country, ben je in de buurt van Budva onmiskenbaar in de Balkan. Hier deel je taxi, bus, boot en supermarkt met Serviërs, Bosniërs, Oekraïners, Russen… véél Russen. De flair van Ragusa, zoals de Italianen Dubrovnik in de tijd van het Venetiaanse zeehandelsrijk noemden, heeft plaatsgemaakt voor iets robuusts. De mores zijn wat ruwer.  Montenegrijnen zijn in de eerste plaats een bergvolk.
 
Historisch centrum van Budva
© Scriptor
Voor een reiziger betekent dat: nieuwe ankerpunten vinden. Om te beginnen moet je wortelen in je tijdelijke woonst. Een terras met uitzicht op gloedvolle zonsondergangen en met een zwaluwnest dat op vroege ochtenden bezoek krijgt van nerveuze fladderaars, moet helpen om een eerste evenwicht te vinden. Het huis ligt op een heuvel in Bečići, een buitenwijk van Budva. De deur die naar de trappengang leidt, blijft de hele nacht open. Erg slecht kan het leven hier dus niet zijn! Huiseigenaar Veselin is een voormalige IT-ingenieur die veel liever zonder de sturende hand van een chef werkt. Huishoudster Vesna heeft hem dan weer als baas. Ze is een kordate en goed geluimde Servische die me vertelt dat haar neef een baan had op de ambassade in Brussel en nu op post is in Ankara. Vesna zal op een verrassende en zelfs verbijsterende manier op de voorgrond treden.
 
Een bijkomende wortelende factor is de staatsmunt. Bij de afscheiding van Servië overtraden de Montenegrijnen de EU-regels en kozen voor de euro zonder bij de Unie te horen. Brussel antwoordde met een gedoogactie. 
 
Het openluchtreisbureautje van Suzanna
© Scriptor
Dag na dag zal het gewenningsplaatje verder ingekleurd worden met mensen, huiselijk gedrag, gewoonte-ervaringen zoals het wakker worden met klokkengelui uit het naburig kerkje dat in een kraag van groen boven de zee ligt (kijk goed naar de bovenste foto). En, zo blijkt later, zal ik op bijna elke dagtrip landinwaarts een bijzonder contactmoment hebben. Maar eerst moet deze niet-autorijder de excursies rondkrijgen. Als Suzanna mij in haar reisbureautje met openluchtbalie ontvangt, is het al meteen schrikken. Ze heeft het een tikje alarmerend over the end of the season. Zeer binnenkort zijn er minder excursiedagen en rond die tijd is ook het weer niet meer van topkwaliteit. Wil ik nog gaan varen op het meer van Skadar, dan doe ik dat best meteen, ja vandaag nog. Het vertrek is pas om 10.30u. Het kan dus perfect.
 
Het zenmeer met het kroos
© Scriptor
 
Stilte… hier wordt gevaren !
 
Het 40.000 ha brede en lange Skadar-meer (het grootste van Europa) moet Montenegro delen met Albanië. Een probleem kan dat niet zijn, de koek is groot genoeg. In dit natuurpark werden 281 vogelsoorten geregistreerd. Onder water leven er karpers en otters. Op de half lege bus zit een gezelschap Russen, zwijgzaam om niet te zeggen introvert, precies zoals de reputatie die hen voorafgaat. Mij hoor je niet klagen!

Kroosbloem
© Scriptor
De kustweg naar het zuiden neemt een bocht rond het oud-Venetiaanse eiland Sveti Stevan (zie deel II van dit verslag) om een aantal kilometers verder een vrij recente tunnel in te duiken die ongeveer een uur tijdwinst richting binnenland oplevert i.v.m. vroeger. Wanneer de spoorweglijn van Belgrado naar de kust – een belangrijke levensader – met ons meeloopt, komt het uitgestrekte wateroppervlak met eilanden en schiereilanden in zicht. Op een plek waar enkele laag op het water liggende boten op passagiers wachten, stappen we in een eendeksschuit met blauw geverfde banken, een roer en een stuurman. Het volgende anderhalf uur is één lang zenmoment. Het vaartuig dat nog geen knoop per uur lijkt te halen, glijdt omzichtig door de bijna onhoorbare golfslag. Glinsterende karstbergen omsluiten de horizon, springerige vogeltjes scheren laag over het water, een enkele visser gooit zijn hengel uit tussen het riet en het kroos. De passagiers zijn stil van verrukking. Als de boot zich in de waterplanten nestelt, vist het hulpje van de stuurman enkele bloemen op en geeft ze, hoe kan het ook anders, aan de jonge vrouwen. Zo word je weer eens lekker geconfronteerd met je leeftijd en met het onvermijdelijke uitgerangeerd zijn. Maar omdat elke medaille een keerzijde heeft, maak ik net door dit voorval kennis met een Oekraïense uit Lviv. Het is haar bloem die ik mag fotograferen. Lviv is de meest westelijke (en wellicht meest Westerse) stad van het land. Toen de regio Pools gebied was, heette ze Lvov en de jonge ICT-er (weer een) noemt ze ook zo. In de Habsburgse tijd was ze onder de naam Lemberg een van de belangrijkste steden in Midden-Europa.
 
Een restaurantje voor bootgasten
© Scriptor
Dan keren we de boeg en zetten koers naar een strandrestaurantje waar je enkel via het water kunt komen. Het is een bijna weg-van-de-wereld-plek. Anouar Brahem had er zijn tijdloze gitaarmuziek (Le pas du chat noir), die me op deze reis gezelschap houdt, kunnen componeren. De Oekraïense zit tegenover me aan tafel. Over de stand van zaken in haar land kom ik niet veel te weten. Ze lijkt niet erg geïnteresseerd in politiek en kijkt ook wat beschroomd rond. Achter ons babbelt een jonge Rus honderd uit met een Brits echtpaar. De inval noemt ze ‘this situation’. We eten een visje uit het meer dat smaakt als een koningsdis. Harmonie is een synoniem van eenvoud en vanzelfsprekendheid. En ook: een Oekraïense die Westers denkt en Russisch praat met de kinderen van Poetin. Dit is niet het moment om over een neergeschoten MH17-vlucht te beginnen…

Ostrog-klooster:
volledig ingezoomd vanop de busparkeerplaats
© Scriptor
Ostrog, het klooster dat flirt met de zwaartekracht !

Een dag later gaan we op bedevaart. Reizen doe je met een open geest. De bus rijdt om de hoofdstad Podgorica heen om dan hoogtekilometers te maken want goden leven niet op aarde. Orthodoxe kloosters hebben soms de neiging om zich aan bergflanken vast te klampen. Denk aan Surmeli in het noordoosten van Turkije of Amorgos op de Cycladen (het is de moeite waard om ze even te googlen). Ook het 17de eeuwse heiligdom van Ostrog, dat in de 12de eeuw gesticht werd, verbergt zich in de rotsen op zo'n 900m.  

Net als de bouwers nemen ook de volgelingen hun godsdienstbeleving erg serieus. Als de minibusjes, waarin we voor het laatste steile stuk zijn overgestapt, ons voor de poort afzetten, vallen meteen de bivakkerende pelgrims op. Overal zitten mensen op matrasjes en dekens. Dat zijn de diep-religieuzen die onder de open hemel willen overnachten omdat hun geest op die manier toegankelijker zou zijn voor de zegeningen van de allerhoogste.

De eendagsvliegen, zoals wij, schuiven lang aan om de bewierookte grot te bereiken waar de relicten aanschouwd, aangeraakt en gekust kunnen worden. Hier kun je de gekiste Sveti (heilige) Vasilije Ostroški, de mirakelheilige, vereren. Iedereen is zedig gekleed: veel enkellange rokken, bedekte schouders en armen, het hoofd gewikkeld in een sjaal. Als je dat idee aan de waterbekkens koppelt die bij religieuze contemplatie horen, dan kan je niet anders dan concluderen dat het oorspronkelijke christendom en de islam heel veel gemeen hebben.

Ostrog, het klooster onder de bergkam
© Scriptor 
Om de heilige ban niet te verbreken en onder zachte dwang van de priester kus ik het kruisbeeld dat hij in zijn hand houdt. De martelaar heeft tenslotte alle recht op zachte omgangsvormen. Dan wijst de voorganger nog op een icoon maar die intimiteit laat ik graag over aan wie na mij komt. In een aangrenzende spelonk liggen papiertjes klaar waarop bedevaarders de namen van hun geliefden schrijven en soms hele epistels waarin ze allerlei gunsten afsmeken. De wensen worden keurig opgeborgen in een kistje. God is alziend!
 
Tijd om wat foto’s te maken. Via potige trappen kun je op de kleine buitenterrassen geraken en je camera-oog naar verten en diepten sturen. Maar de kleine Lumix – die wel goed is in kleuren en dichtbij – heeft een bril nodig en bakt er niets van. De rest van de fotopret wordt bedorven door teveel mensen op een kleine plaats en natuurlijk de veel te scherpe hoek van waaruit je naar het gebouw kijkt.

Wasbekkens horen bij de orthodoxe rite
© Scriptor
Opeengepakt (soms op een klapstoeltje) in de minibusjes dalen we af naar de parkeerplaats van de grote bussen. Dicht bij elkaar loopt de conversatie vanzelf. Het meisje naast me steekt haar hand naar me uit: ‘Hallo, ik ben Anna, ik kom uit Servië’. Haar jongere broer heb ik vanochtend al een gentleman genoemd omdat hij me altijd voor laat gaan. Anna studeert voor kleuterleidster en kan niet wachten tot ze de studie voor de praktijk kan inruilen. En net zoals voor andere Serviërs blijft de Montenegrijnse zee, ondanks de politieke scheiding, haar favoriete zomerontspanning.
 
Aan de voet van het gebergte mogen we ons weer met aardse geneugten bezighouden. In het plattelandsrestaurantje komt de vis bijna levend uit de pan en krijgt een heerlijk bedje van spinazie mee. Tegenover de konoba wordt niet meer gegeten: daar op de terp houden de doden hun eeuwige slaap. En omdat niemand van hen door de lens loopt, maak ik een serie geslaagde kiekjes. Als we verder dalen wordt het landschap vrouwelijker. Het kleedt zich in warm groen met meanderende stroompjes.

Plattelandskerkhofje
© Scriptor
Omdat het leven altijd wat te wensen overlaat, houden we halt bij het klooster van Cetinje, de hoofdstad uit de tijd van koningen en prinsen. Nu is het een slaapstadje met koele parkoases en verstilde pleinen waar je een rustige ‘boom’ kunt opzetten bij een drankje en een hapje. Een heerlijke plek om te wonen, lijkt me. In het godshuis wordt de Inbox van de schepper weer volgestouwd met dringende verzoeken. En dan volgt het moment suprême: de hand van Johannes de Doper mag gekust worden, tenminste het glas dat erover ligt. Na elke mondaanraking veegt de  superviserende monnik de ruit met een doekje af, wat wil zeggen dat hij de bacteriën gewoon doorgeeft aan de volgende kusser. Als ik aan de beurt ben, fluister ik I’m not an orthodox. Meteen word ik ontslagen van de religieuze plichtplegingen en krijg Engelstalige uitleg in de plaats. Net als de confrater die ‘de post’ in ontvangst nam, lijkt ook deze man erg werelds te zijn. Heel anders, schuw en afwerend, zijn de geestelijken die ik op de Griekse eilanden ontmoette. Veel minder van het hier en nu, dus.
 
Gesterkt door de uren vol zegeningen zou het gezelschap de ontberingen op zeeniveau weer moeten aankunnen!

Steegje in Budva
© Scriptor
Crisis op het zwaluwnest

Op zondag wil ik even geld pinnen bij de automaat aan de voet van de heuvel. Als het scherm me meldt dat er onvoldoende contanten op mijn rekening staan, trek ik onder mijn zonverbrande gezicht wit weg. Wanneer een ander toestel wat verderop mij dezelfde boodschap brengt, kan ik de stressopwelling niet meer tegenhouden. Verhaal halen bij de bank is vandaag niet mogelijk. Met paniekerige gedachten over hongersnood haast ik me naar huis en ren terug met mijn tweede kaart, een credit card. Oef, het luikje kleppert – wat een heerlijk geluid is dat – en biedt me enkele briefjes aan. Maar omdat je met dit pasje dieper onder nul kunt gaan, vertelt deze goodwillactie niets over de toestand van de rekening. In de vooravond pols ik bij Veselin naar de mogelijkheid van een criminele daad. Hoe veilig is het systeem hier? Hij denkt niet aan een groot drama maar eerder aan een gebrekkig contact tussen de kaart en het betalingssysteem. Een beetje gerustgesteld besluit ik ’s anderendaags de canyontrip te maken.

Oude stadspoort in Herceg novi
© Scriptor
Vesna, een hoogbegaafde huishoudster

Op dat moment weet ik nog niet dat Vesna – hou je vast – een universitaire graad heeft in Banking & Finance. Enkele dagen later zal ik haar relaas met stijgende verbazing aanhoren. Omdat in Servië de banen op een corrupte manier worden vergeven, komen eerlijke werkzoekenden niet aan de bak. En in buurland Kroatië worden de Serviërs buiten gekeken (ooit heeft een bakkersvrouw geweigerd om Vesna een brood te verkopen). Van werken daar is dus helemaal geen sprake. Kroatië heeft een fascistisch verleden dat nog steeds verankerd zit in het denken van veel burgers én dat van het politieke establishment. Ook in Montenegro geldt ‘eigen volk eerst’ en bovendien zijn er niet veel banen. In de winter probeert ze voor drie maanden naar een EU-land te gaan en iets meer te verdienen dan in Budva. Hier slooft ze voor 350 euro per maand, zeven dagen op zeven. Haar kamer tussen de garage en de trappengang heeft een piepklein raampje en dient ook als was- en strijkruimte. Als ik op een excursiedag om 6.00u. ’s ochtends het huis uitga, is ze de trapleuning al aan het opblinken. Toch leest ze tot een gat in de nacht (en doet een middagdutje als compensatie) want romans zijn haar grote liefde. Ze is opgegroeid in een huis met wel duizend boeken. 
Wordt vervolgd…

Ingezoomd beeld vanop de Tara-brug
© Scriptor
Help, waar is mijn bel?

Op naar de canyons, dus!
‘Vandaag gaan we zo’n 500 kilometer afleggen en 70% van het land zien’, zegt gids Alexander als we Budva om 6.30u. achter ons laten.
In Centraal en Noord-Montenegro rijgen de nationale parken zich aan elkaar. De wildwaterrivieren, meren en diepe ravijnen vragen om een ecologische aanpak. Op deze tocht zal het duidelijk worden dat dit een leeg land is. De meerderheid van de minder dan 700.000 inwoners woont aan de kust en vooral in de hoofdstad Podgorica.
 
Geen zwijgende Russen deze keer maar babbelzieke Fransen. En uitgerekend de dikste man neemt de vrije plek naast me in. Om aan zijn klevende dij te ontsnappen leg ik mijn linker been over mijn rechter. Als zijn anabolen biceps zich in mijn ooghoek nestelt, jeukt een denkbeeldige dennennaald in mijn hand. Tot overmaat van ramp worden we onderworpen aan Balkan-Songsfestivalmuziek en Franse schlagers. De navelstaarderige Fransen krikken al neuriënd hun ochtendhumeur op. Even later hoor ik iemand uit de Hexagone voldaan tegen een medereiziger zeggen: ‘Ah, vous comprenez le français, c’est bien!’ Dit wordt geen eenvoudig dagje. Alleen pittige lectuur kan mij min of meer in een zelfbeschermende bel houden.

Kerkhofje bij het Moraca-klooster
© Scriptor
Na een uurtje wordt het landschap spannender, vloeit een stroompje door een geërodeerde sleuf en worden de bergwanden hoger. Na de koffiepauze vinden we, hoe kan het ook anders, een klooster op onze weg, dat van Moraca. De fresco’s met de uitdrukkingsloze (is een religieus gebod van het orthodoxe christendom!) heiligengezichten zijn weer van de partij, net als het bladgoud, de wierook en de mystieke, duistere sfeer. Terwijl het roomse geloof steeds toegankelijker en wereldser geworden is, hebben de orthodoxen de ongrijpbaarheid van het bovennatuurlijke altijd in ere gehouden. Ik heb de indruk dat, net omdat ze het hogere niet kunnen bevatten, de gelovigen hier zo vol overgave zijn.
 
Bewoners van 'het zwarte meer' 
© Scriptor
Daarna gaat de bus op weg naar het nationale park Biogradska Gora waar je om een uur of acht ’s ochtends of, pakweg, zes uur ’s avonds, rust en een biljartvlak meer kunt vinden. Russische jongeren leggen me met taal en gebaren uit hoe ze dit reismoment willen vereeuwigen. Ja, met het meer op de achtergrond, en neen, zijzelf niet over de volle lengte maar afgesneden rond het middel. Voor een spasiba heb je al iets over.

Als we opnieuw rijden wordt de omgeving landelijk met hoeven waarvan het dak tot op de grond reikt (afvoeren van sneeuw?). Ik schat dat we op zo’n 1500 meter zijn. Er ligt winterhout klaar, erg groot uitgevallen gevogelte onderneemt een poging om stappend te vliegen, dieprode appels vragen om geplukt te worden. In dit arcadische land gaan we tafelen. Ook een groep Letten schuift aan. Deze reis blijft de blik op het oosten houden. Zouden we de Franse minderheid niet even kunnen repatriëren? Lekker naar hun thuisland waar ze enkel Frans horen…

Een vreemd heerschap aan 'het zwarte meer'
© Scriptor
Terwijl de maag de iets te droge riviervis verwerkt, zien we de kloven steeds dieper worden (de diepste zou 1300m zijn), lopen we een keer heen en weer over de hoge Tara-brug en doen we een zuurstofrijke boswandeling tot aan ‘het zwarte meer’. De dicht op elkaar staande stokstijve dennen lijken zo mee te kunnen stappen in een Russische militaire parade. De rondspetterende eendjes zorgen dan weer voor een anarchistische touch. Als ik naar de inktzwarte schaduwen van het sparrenregiment kijk, wordt het duidelijk waar de bijnaam van het meer vandaan komt.
En dan gaat het huiswaarts… met een dennennaald??

De baai van Kotor op een zonnige dag
© Scriptor
Het eten zoals het is en de planeet zoals ze nog lang niet is !
 
Als je wilt kokkerellen moet je naar de locale supermarkt. Dat betekent eerst loslaten, niet denken: ‘Waar is de verse koriander, waar zijn de heerlijke rode bietjes, de vegetarische hapjes? Genieten van wat beter is dan thuis helpt je over deze gedachte heen. Sinds onze groenten en fruit, onder de druk van het geldgewin, niet meer de tijd krijgen om te rijpen, is het in het noorden van West-Europa huilen met de pet op als je in een tomaat of een appel bijt. Vakanties bij de Middellandse-Zee zijn daarom altijd een feest voor fruitige mensen. Ook hier in Bečići smaken de muskaatdruiven naar hun soortnaam, druipt tongstrelend sap uit voetbaldikke gele meloenen en zijn bosbramen geen luxe-artikel.

© Scriptor
Van het winkelen zelf word je hier minder blij. Het nukkige en wellicht onderbetaalde personeel snauwt je Slavische verwensingen toe als je hen niet begrijpt of als je probeert duidelijk te maken dat je niet wéér een plastic tasje wil. Het is dweilen met de kraan open want terwijl je een deel van de boodschappen in het hergebruikt exemplaar stopt, grist de kassadame een nieuw van de stapel en propt de nog niet ingepakte producten erin. Het inpakken wordt een echt strijdpunt als je bij de groentenafdeling staat. Alles, ook de broccoli en de sla, wordt gewogen. Je kijkt je ogen uit. Bovendien stopt de weegschaalmatrone elk stuk (al is het ui) in apart plastic. De overheid, die grote lappen grondgebied tot nationaal park uitroept, mag zijn pappenheimers wat korter aanlijnen! Het Alaska-discours van Obama zal beslist niet tot hen doorgedrongen zijn!

Buitenterras van het Albanese grenscafé
© Scriptor
Jungjatjeta Albania !

Omdat de bankaartcrisis intussen opgelost is (het was inderdaad een tijdelijke kortsluiting), kan ik met een gerust hart naar Albanië vertrekken. Om 6.15u. zit ik weer te wachten op de blauwe krukjes voor de openluchtbalie van Suzanna. Vandaag staat een busreis van 400 km op het programma, helemaal tot in Tirana. Het zo lang gesloten land is al enkele jaren bezig met het vinden van een plek in de mondialisering van de wereld. Gezien het verleden van hardliner Enver Hodja (een hodja is ook het Turkse woord voor geestelijke) die beste maatjes was met Stalin maar véél minder gecharmeerd was door de Chroestjov, zijn vooral de Russische toeristen nieuwsgierig naar dit stukje Balkan. Een bus vol zwijgzame onderdanen van Poetin… héérlijk!
 
‘We are going to solve some mysteries, today’, zegt de Oekraïense Olga die ons zal bijpraten in het Russisch en Engels. Ze keuvelt gezellig met iedereen, alsof de Krim nog steeds niet van eigenaar gewisseld is en het oosten van het land niet in puin ligt. Of je dit een stilzwijgend protest tegen de oorlog mag noemen? Hum… vandaag heeft niemand iets te verdedigen maar het is wel een klein vredeskaarsje. Je zou ook kunnen zeggen dat oorlog vaak boven de hoofden van doorsnee mensen gevoerd wordt.

Feestelijke Albanese klederdracht
© Scriptor
Dit gezelschap bevestigt mijn eerdere indruk: Russen verheffen hun stem niet (behalve als ze erg boos of dronken, zijn veronderstel ik), zeuren niet, geven geen commentaar, vinden wachten niet ongewoon, dringen niet voor… Je kunt er een puntje aan zuigen! Natuurlijk zijn deze bescheiden mensen van een ander slag dan de omhooggevallen nieuwe rijken die een verwerpelijke reputatie opbouwen in de speelholen van andere rivièra’s. Jammer dat ik geen praatje met hen kan maken.
 
In het zuiden van Montenegro, bij de havenstad Bar (tegenover het Italiaanse Bari) waar altijd verschillende nationaliteiten hebben samengeleefd, keren we de zee de rug toe en zigzaggen het heuvelende binnenland in. Van Budva tot de Albanese grens is het 1.45u. rijden. De laatste Montenegrijnse kilometers tonen een gediversifieerde cultuur: sobere moslimkerkhofjes of gemengde islam-christelijke begraafplaatsen… verenigd in de dood! Plattelandsmoskeetjes – zoveel sfeervoller dan de koele religieuze stadstempels – duiken her en der op, één keer aan de oever van een gezapige rivier. Een enkele shalwar (ik gebruik voor het gemak het Turkse woord voor deze pofbroek) verschijnt in de dorpen. Het begrip Western oriented is hier niet van toepassing, en dat hoeft ook niet.

Olga haalt de paspoorten op.
© Scriptor
Aan de grens worden alle paspoorten en I-kaarten gecontroleerd. Dat duurt zo’n kwartiertje. Even verder hebben we onze koffiestop in een met groen en rozen omgeven cafeetje-annex souvenirshop. Als de baas vraagt waar ik vandaan kom, probeer ik eerst ‘Brussels, Belgium’ maar er gaat pas een belletje rinkelen als ik er ‘Brüksel’ van maak. En de Albanezen – zo zal ik ook later op de dag merken – vinden het egostrelend dat het rijke West-Europa bij hen op de koffie en in de winkel komt. De cafeïnekopjes zijn hier trouwens, op een oosterse manier, zelfs met melk, heel klein.

Dan gaat het richting Skodër (dicht bij het gelijknamige Skadar/Skodër-meer), een plaatsje met een charmant, bijna huiselijk centrum en een voetgangersstraat tussen 19de eeuwse huizen met pastelgevels, sommige opgeknapt, andere wachtend op financiële middelen. Naast kunstgalerietjes, reisbureautjes, een pizzatentje, een kapper met één stoel, een bank… zijn er heel wat terrassen waar de mannelijke bevolking, vooral de jongeren, elkaar treft. Als ik hen wil fotograferen, dollen ze met me en maken zelf een plaatje van de fotografe. In Skodër wordt druk gefietst, een gewoonte die het communistische – lees ‘arme’ – verleden overleefd heeft.

Een fotodialoog in Skodër
© Scriptor
Onder dictator Enver Hodja was het leven minder jolig. Terwijl er nu een moskee (60% v.d. bevolking is moslim), een roomse (20%) en een orthodoxe (20%) kerk staan, werden onder zijn bewind godshuizen vernield of omgebouwd tot culturele of sportcentra. De gebedstempels die we nu zien zijn dan ook erg jong. De orthodoxe is met Russisch geld gebouwd maar blijft de herinnering oproepen aan het oorspronkelijke gebouw dat samen met de aanwezigen in de vlammen opging.

In de orthodoxe kerk worden weer briefjes met namen van geliefden verzameld. De man die de lijntjes naar het hogere in goede banen moet leiden, stelt weer de vraag van de dag: ‘Lady, where do you come from?’ ‘Brüksel’ is meteen het goede antwoord dat op een ontzagwekkend ‘ÒÒÒÒÒh onthaald wordt.

Religieuze vrijheid na de dictatuur
© Scriptor
Op de tweebaansweg tussen Skodër en Tirana houdt de bus een bezadigd tempo aan. De mollige Russin naast me palmt een stukje van mijn stoel in (heb ik een patent op iets te dikke buren?), schenkt zichzelf geregeld een kopje thermoskoffie in, biedt mij er ook een aan en doet, in weerwil van de cafeïne, het ene tukje na het andere. 

Intussen opent Olga een geschiedenisboekje en leert ons dat Enver Hodja een man van de hardste lijn was die de broederschap met Rusland in de détente-periode verbrak om zich in de armen van China te vleien. Toen ook die liefde bekoelde zakte Albanië weg in een compleet isolement met een arme bevolking en een partijelite die vakantie hield in Zwitserland. In zijn zelf gecreëerde gevangenis werd Hodja hoe langer hoe meer paranoïde. Hij trok zich terug in een ‘verboden stad’, die bewaakt werd door militairen. Wie door het cordon brak kreeg de kogel. Daarnaast liet hij ontelbare bunkers bouwen. ‘Did he expect invaders from Mars or Jupiter?’ sneert Olga. Het enige goede aan de ijzeren man was dat hij het analfabetisme helemaal terugdrong.

Bij de groentenboer in Skodër
© Scriptor
In de jaren ’90 tierde de corruptie welig, emigreerden veel Albanezen naar West-Europa en stuurden deviezen naar hun moederland. In 2009 werd Albanië lid van de NATO.
We rijden langs de nationale luchthaven die de naam van moeder Teresa draagt. Is dat dan geen Macedonische? Toch wel, maar omdat haar familie hier vandaan komt, wordt haar heiligheid gerecupereerd.
 
Een handvol kilometers voor het binnenrijden van Tirana word ik met verstomming geslagen. Waar ik een wereld had verwacht die een weg was ingeslagen tussen communistische troosteloosheid, enerzijds, en ontwikkeling en welvaart, anderzijds, zie ik een bijna-boomende stad. Internationale vestigingen verdringen zich aan beide kanten van de weg: Coca-cola (waarom zij weer?), Opel, Peugeot, Citroën, Carrefour, DHL, telecombedrijven… En het is filerijden tussen nieuwe en soms patserige wagens. Albanië heeft geen verkeerslichten. Dat zou wel eens snel kunnen veranderen.

Respect voor de fietser in Tirana
© Scriptor
In het stadscentrum zet de economische opgang zich voort: banken, hotels, een winkelcentrum, hippe taxi’s, kleinhandel die niet uit de toon zou vallen in een Westers land, brede lanen, groenzones… en natuurlijk weer de overschaduwde terrassen. Hier en daar zie je nog afbladderende flatgebouwen. Geld wordt nooit eerlijk verdeeld. Edi Rama, de oud-burgemeester van deze stad (2000-2011), die een beeldend kunstenaar is, zette indertijd de tering naar de nering en gaf, samen met de stedelingen, kleurrijke likken verf aan de gebouwen en plantte groenzones op de daken. In 2004 kreeg hij de World Mayor Award. Op dit moment is hij Minister-President. Hij heeft gefundeerde ideeën over corruptiebestrijding, ontwikkeling en welzijn enz. Hij is ook erg pro-EU.
 
Wandelend met Olga doen we de highlights aan: het presidentiële paleis, de opera, een 18de eeuwse moskee, een mausoleum dat zijn bestemming miste (Hodja viel iets te snel van zijn voetstuk), een bunker… In het vrije anderhalf uur dat daarop volgt doet iedereen zijn zin. Bij een temperatuur van 35° lonken de cafeetjes. Maar hoe zit het eigenlijk met het betalen? Hoewel de gangbare munt de LEK is (140 LEK= 1 euro) kun je op veel plekken met het Europese geld uit de voeten… maar wel op Albanese wijze.
‘Hoeveel euro kun je me geven?’ vraagt de jonge ober.
‘Euh, vijf…tien…’ De prijzen zijn hier belachelijk laag.
‘Geef maar tien’, antwoordt hij.
OK. Begrepen. Dit land heeft buitenlandse valuta nodig. Geen probleem. Het briefje van 1000 LEK raak ik elders wel kwijt.

Een hippe sapjesbar in Tirana
© Scriptor
Een eindje verderop is een verzorgde souvenirshop. Geen kat in de winkel. Tirana is nog lichtjaren verwijderd van de toeristische magneetstatus. Een vloek of een zegen? Dat is altijd de vraag. Ik koop poppen in traditionele klederdracht, handgemaakte tasjes voor vrouwenspullen en een sjaal van FC Tirana in de kleuren van Anderlecht… de club van trainer Besnik Hasi, die ervan droomt het Albanese landsteam op de voetbalkaart te plaatsen. De eigenaar is tevreden met de LEK en zeker met de euro’s. Hoewel hij een beetje Engels begrijpt maar het niet kan praten, hebben we een gesprekje over de Albanese taal. Hij leert me de woorden voor goeiedag (Jungjatjeta) en dankjewel (Faleminderit). Ik verbaas me over het gebrek aan Turkse klanken. Als antwoord schrijft hij ‘500’ op een papier. Ach ja, zo lang is het geleden dat de onderdanen van de sultan naar deze contreien kwamen. Zijn verklaring laat me toch wat op m’n honger zitten. ‘Lang geleden’ is geen sterk argument. Dit soort invloeden verankert zich in de taal en overleeft de tijd (lees in deel II over de verwevenheid van Turkse en Servische woorden). Wel jammer dat de taalbarrière geen uitgebreider gesprek toestaat. Op dat moment kan ik hem ook nog niet feliciteren met de kwalificatie van zijn land voor het EK in Frankrijk. Hup, hup, Albania!! 

Kleuren en groen als betaalbaar antwoord op communistische grauwheid!
(foto vanuit de bus) © Scriptor
Op de lange terugreis komt Olga bij elk van ons langs. Van iedereen wil ze een impressie van de dag horen. En weer is het teleurstellend dat ik het commentaar van mijn reisgenoten niet kan begrijpen.
 
Als het licht uit de dag valt, en de maansikkel ons de weg wijst, wordt het èrrùùg knus in de bus. Zo knus dat je aan vrede moet denken, vrede tussen Oost en West en tussen Oekraïene en Rusland. Poetin krijgt een lange neus vanavond!

Een straatboekhandel in Tirana
© Scriptor
(Lees het vervolg in Deel II)