Voor anker in de baai van Budva !
Een bureautje met zeezicht, roomservice... en de supporterssjerp van FC Tirana! © Scriptor |
Historisch centrum van Budva © Scriptor |
Voor een reiziger betekent dat: nieuwe ankerpunten vinden. Om te beginnen moet je wortelen in je tijdelijke woonst. Een terras met uitzicht op gloedvolle zonsondergangen en met een zwaluwnest dat op vroege ochtenden bezoek krijgt van nerveuze fladderaars, moet helpen om een eerste evenwicht te vinden. Het huis ligt op een heuvel in Bečići, een buitenwijk van Budva. De deur die naar de trappengang leidt, blijft de hele nacht open. Erg slecht kan het leven hier dus niet zijn! Huiseigenaar Veselin is een voormalige IT-ingenieur die veel liever zonder de sturende hand van een chef werkt. Huishoudster Vesna heeft hem dan weer als baas. Ze is een kordate en goed geluimde Servische die me vertelt dat haar neef een baan had op de ambassade in Brussel en nu op post is in Ankara. Vesna zal op een verrassende en zelfs verbijsterende manier op de voorgrond treden.
Een bijkomende wortelende factor is de staatsmunt. Bij de afscheiding van Servië overtraden de Montenegrijnen de EU-regels en kozen voor de euro zonder bij de Unie te horen. Brussel antwoordde met een gedoogactie.
Het openluchtreisbureautje van Suzanna © Scriptor |
Dag na dag zal het gewenningsplaatje verder ingekleurd worden met mensen, huiselijk gedrag, gewoonte-ervaringen zoals het wakker worden met klokkengelui uit het naburig kerkje dat in een kraag van groen boven de zee ligt (kijk goed naar de bovenste foto). En, zo blijkt later, zal ik op bijna elke dagtrip landinwaarts een bijzonder contactmoment hebben. Maar eerst moet deze niet-autorijder de excursies rondkrijgen. Als Suzanna mij in haar reisbureautje met openluchtbalie ontvangt, is het al meteen schrikken. Ze heeft het een tikje alarmerend over the end of the season. Zeer binnenkort zijn er minder excursiedagen en rond die tijd is ook het weer niet meer van topkwaliteit. Wil ik nog gaan varen op het meer van Skadar, dan doe ik dat best meteen, ja vandaag nog. Het vertrek is pas om 10.30u. Het kan dus perfect.
Het zenmeer met het kroos
© Scriptor |
Stilte… hier wordt gevaren !
Het 40.000 ha brede en lange Skadar-meer (het grootste van Europa) moet Montenegro delen met Albanië. Een probleem kan dat niet zijn, de koek is groot genoeg. In dit natuurpark werden 281 vogelsoorten geregistreerd. Onder water leven er karpers en otters. Op de half lege bus zit een gezelschap Russen, zwijgzaam om niet te zeggen introvert, precies zoals de reputatie die hen voorafgaat. Mij hoor je niet klagen!
De kustweg naar het zuiden neemt een bocht rond het oud-Venetiaanse eiland Sveti Stevan (zie deel II van dit verslag) om een aantal kilometers verder een vrij recente tunnel in te duiken die ongeveer een uur tijdwinst richting binnenland oplevert i.v.m. vroeger. Wanneer de spoorweglijn van Belgrado naar de kust – een belangrijke levensader – met ons meeloopt, komt het uitgestrekte wateroppervlak met eilanden en schiereilanden in zicht. Op een plek waar enkele laag op het water liggende boten op passagiers wachten, stappen we in een eendeksschuit met blauw geverfde banken, een roer en een stuurman. Het volgende anderhalf uur is één lang zenmoment. Het vaartuig dat nog geen knoop per uur lijkt te halen, glijdt omzichtig door de bijna onhoorbare golfslag. Glinsterende karstbergen omsluiten de horizon, springerige vogeltjes scheren laag over het water, een enkele visser gooit zijn hengel uit tussen het riet en het kroos. De passagiers zijn stil van verrukking. Als de boot zich in de waterplanten nestelt, vist het hulpje van de stuurman enkele bloemen op en geeft ze, hoe kan het ook anders, aan de jonge vrouwen. Zo word je weer eens lekker geconfronteerd met je leeftijd en met het onvermijdelijke uitgerangeerd zijn. Maar omdat elke medaille een keerzijde heeft, maak ik net door dit voorval kennis met een Oekraïense uit Lviv. Het is haar bloem die ik mag fotograferen. Lviv is de meest westelijke (en wellicht meest Westerse) stad van het land. Toen de regio Pools gebied was, heette ze Lvov en de jonge ICT-er (weer een) noemt ze ook zo. In de Habsburgse tijd was ze onder de naam Lemberg een van de belangrijkste steden in Midden-Europa.
Kroosbloem © Scriptor |
Een restaurantje voor bootgasten © Scriptor |
Ostrog-klooster: volledig ingezoomd vanop de busparkeerplaats © Scriptor |
Een dag later gaan we op bedevaart. Reizen doe je met een open geest. De bus rijdt om de hoofdstad Podgorica heen om dan hoogtekilometers te maken want goden leven niet op aarde. Orthodoxe kloosters hebben soms de neiging om zich aan bergflanken vast te klampen. Denk aan Surmeli in het noordoosten van Turkije of Amorgos op de Cycladen (het is de moeite waard om ze even te googlen). Ook het 17de eeuwse heiligdom van Ostrog, dat in de 12de eeuw gesticht werd, verbergt zich in de rotsen op zo'n 900m.
Net als de bouwers nemen ook de volgelingen hun godsdienstbeleving erg serieus. Als de minibusjes, waarin we voor het laatste steile stuk zijn overgestapt, ons voor de poort afzetten, vallen meteen de bivakkerende pelgrims op. Overal zitten mensen op matrasjes en dekens. Dat zijn de diep-religieuzen die onder de open hemel willen overnachten omdat hun geest op die manier toegankelijker zou zijn voor de zegeningen van de allerhoogste.
De eendagsvliegen, zoals wij, schuiven lang aan om de bewierookte grot te bereiken waar de relicten aanschouwd, aangeraakt en gekust kunnen worden. Hier kun je de gekiste Sveti (heilige) Vasilije Ostroški, de mirakelheilige, vereren. Iedereen is zedig gekleed: veel enkellange rokken, bedekte schouders en armen, het hoofd gewikkeld in een sjaal. Als je dat idee aan de waterbekkens koppelt die bij religieuze contemplatie horen, dan kan je niet anders dan concluderen dat het oorspronkelijke christendom en de islam heel veel gemeen hebben.
Om de heilige ban niet te verbreken en onder zachte dwang van de priester kus ik het kruisbeeld dat hij in zijn hand houdt. De martelaar heeft tenslotte alle recht op zachte omgangsvormen. Dan wijst de voorganger nog op een icoon maar die intimiteit laat ik graag over aan wie na mij komt. In een aangrenzende spelonk liggen papiertjes klaar waarop bedevaarders de namen van hun geliefden schrijven en soms hele epistels waarin ze allerlei gunsten afsmeken. De wensen worden keurig opgeborgen in een kistje. God is alziend!
Net als de bouwers nemen ook de volgelingen hun godsdienstbeleving erg serieus. Als de minibusjes, waarin we voor het laatste steile stuk zijn overgestapt, ons voor de poort afzetten, vallen meteen de bivakkerende pelgrims op. Overal zitten mensen op matrasjes en dekens. Dat zijn de diep-religieuzen die onder de open hemel willen overnachten omdat hun geest op die manier toegankelijker zou zijn voor de zegeningen van de allerhoogste.
De eendagsvliegen, zoals wij, schuiven lang aan om de bewierookte grot te bereiken waar de relicten aanschouwd, aangeraakt en gekust kunnen worden. Hier kun je de gekiste Sveti (heilige) Vasilije Ostroški, de mirakelheilige, vereren. Iedereen is zedig gekleed: veel enkellange rokken, bedekte schouders en armen, het hoofd gewikkeld in een sjaal. Als je dat idee aan de waterbekkens koppelt die bij religieuze contemplatie horen, dan kan je niet anders dan concluderen dat het oorspronkelijke christendom en de islam heel veel gemeen hebben.
Ostrog, het klooster onder de bergkam © Scriptor |
Tijd om wat foto’s te maken. Via potige trappen kun je op de kleine buitenterrassen geraken en je camera-oog naar verten en diepten sturen. Maar de kleine Lumix – die wel goed is in kleuren en dichtbij – heeft een bril nodig en bakt er niets van. De rest van de fotopret wordt bedorven door teveel mensen op een kleine plaats en natuurlijk de veel te scherpe hoek van waaruit je naar het gebouw kijkt.
Opeengepakt (soms op een klapstoeltje) in de minibusjes dalen we af naar de parkeerplaats van de grote bussen. Dicht bij elkaar loopt de conversatie vanzelf. Het meisje naast me steekt haar hand naar me uit: ‘Hallo, ik ben Anna, ik kom uit Servië’. Haar jongere broer heb ik vanochtend al een gentleman genoemd omdat hij me altijd voor laat gaan. Anna studeert voor kleuterleidster en kan niet wachten tot ze de studie voor de praktijk kan inruilen. En net zoals voor andere Serviërs blijft de Montenegrijnse zee, ondanks de politieke scheiding, haar favoriete zomerontspanning.
Wasbekkens horen bij de orthodoxe rite © Scriptor |
Aan de voet van het gebergte mogen we ons weer met aardse geneugten bezighouden. In het plattelandsrestaurantje komt de vis bijna levend uit de pan en krijgt een heerlijk bedje van spinazie mee. Tegenover de konoba wordt niet meer gegeten: daar op de terp houden de doden hun eeuwige slaap. En omdat niemand van hen door de lens loopt, maak ik een serie geslaagde kiekjes. Als we verder dalen wordt het landschap vrouwelijker. Het kleedt zich in warm groen met meanderende stroompjes.
Omdat het leven altijd wat te wensen overlaat, houden we halt bij het klooster van Cetinje, de hoofdstad uit de tijd van koningen en prinsen. Nu is het een slaapstadje met koele parkoases en verstilde pleinen waar je een rustige ‘boom’ kunt opzetten bij een drankje en een hapje. Een heerlijke plek om te wonen, lijkt me. In het godshuis wordt de Inbox van de schepper weer volgestouwd met dringende verzoeken. En dan volgt het moment suprême: de hand van Johannes de Doper mag gekust worden, tenminste het glas dat erover ligt. Na elke mondaanraking veegt de superviserende monnik de ruit met een doekje af, wat wil zeggen dat hij de bacteriën gewoon doorgeeft aan de volgende kusser. Als ik aan de beurt ben, fluister ik I’m not an orthodox. Meteen word ik ontslagen van de religieuze plichtplegingen en krijg Engelstalige uitleg in de plaats. Net als de confrater die ‘de post’ in ontvangst nam, lijkt ook deze man erg werelds te zijn. Heel anders, schuw en afwerend, zijn de geestelijken die ik op de Griekse eilanden ontmoette. Veel minder van het hier en nu, dus.
Plattelandskerkhofje © Scriptor |
Gesterkt door de uren vol zegeningen zou het gezelschap de ontberingen op zeeniveau weer moeten aankunnen!
Crisis op het zwaluwnest
Steegje in Budva © Scriptor |
Op zondag wil ik even geld pinnen bij de automaat aan de voet van de heuvel. Als het scherm me meldt dat er onvoldoende contanten op mijn rekening staan, trek ik onder mijn zonverbrande gezicht wit weg. Wanneer een ander toestel wat verderop mij dezelfde boodschap brengt, kan ik de stressopwelling niet meer tegenhouden. Verhaal halen bij de bank is vandaag niet mogelijk. Met paniekerige gedachten over hongersnood haast ik me naar huis en ren terug met mijn tweede kaart, een credit card. Oef, het luikje kleppert – wat een heerlijk geluid is dat – en biedt me enkele briefjes aan. Maar omdat je met dit pasje dieper onder nul kunt gaan, vertelt deze goodwillactie niets over de toestand van de rekening. In de vooravond pols ik bij Veselin naar de mogelijkheid van een criminele daad. Hoe veilig is het systeem hier? Hij denkt niet aan een groot drama maar eerder aan een gebrekkig contact tussen de kaart en het betalingssysteem. Een beetje gerustgesteld besluit ik ’s anderendaags de canyontrip te maken.
Vesna, een hoogbegaafde huishoudster
Oude stadspoort in Herceg novi © Scriptor |
Op dat moment weet ik nog niet dat Vesna – hou je vast – een universitaire graad heeft in Banking & Finance. Enkele dagen later zal ik haar relaas met stijgende verbazing aanhoren. Omdat in Servië de banen op een corrupte manier worden vergeven, komen eerlijke werkzoekenden niet aan de bak. En in buurland Kroatië worden de Serviërs buiten gekeken (ooit heeft een bakkersvrouw geweigerd om Vesna een brood te verkopen). Van werken daar is dus helemaal geen sprake. Kroatië heeft een fascistisch verleden dat nog steeds verankerd zit in het denken van veel burgers én dat van het politieke establishment. Ook in Montenegro geldt ‘eigen volk eerst’ en bovendien zijn er niet veel banen. In de winter probeert ze voor drie maanden naar een EU-land te gaan en iets meer te verdienen dan in Budva. Hier slooft ze voor 350 euro per maand, zeven dagen op zeven. Haar kamer tussen de garage en de trappengang heeft een piepklein raampje en dient ook als was- en strijkruimte. Als ik op een excursiedag om 6.00u. ’s ochtends het huis uitga, is ze de trapleuning al aan het opblinken. Toch leest ze tot een gat in de nacht (en doet een middagdutje als compensatie) want romans zijn haar grote liefde. Ze is opgegroeid in een huis met wel duizend boeken.
Op naar de canyons, dus!
‘Vandaag gaan we zo’n 500 kilometer afleggen en 70% van het land zien’, zegt gids Alexander als we Budva om 6.30u. achter ons laten.
In Centraal en Noord-Montenegro rijgen de nationale parken zich aan elkaar. De wildwaterrivieren, meren en diepe ravijnen vragen om een ecologische aanpak. Op deze tocht zal het duidelijk worden dat dit een leeg land is. De meerderheid van de minder dan 700.000 inwoners woont aan de kust en vooral in de hoofdstad Podgorica.
Geen zwijgende Russen deze keer maar babbelzieke Fransen. En uitgerekend de dikste man neemt de vrije plek naast me in. Om aan zijn klevende dij te ontsnappen leg ik mijn linker been over mijn rechter. Als zijn anabolen biceps zich in mijn ooghoek nestelt, jeukt een denkbeeldige dennennaald in mijn hand. Tot overmaat van ramp worden we onderworpen aan Balkan-Songsfestivalmuziek en Franse schlagers. De navelstaarderige Fransen krikken al neuriënd hun ochtendhumeur op. Even later hoor ik iemand uit de Hexagone voldaan tegen een medereiziger zeggen: ‘Ah, vous comprenez le français, c’est bien!’ Dit wordt geen eenvoudig dagje. Alleen pittige lectuur kan mij min of meer in een zelfbeschermende bel houden.
Na een uurtje wordt het landschap spannender, vloeit een stroompje door een geërodeerde sleuf en worden de bergwanden hoger. Na de koffiepauze vinden we, hoe kan het ook anders, een klooster op onze weg, dat van Moraca. De fresco’s met de uitdrukkingsloze (is een religieus gebod van het orthodoxe christendom!) heiligengezichten zijn weer van de partij, net als het bladgoud, de wierook en de mystieke, duistere sfeer. Terwijl het roomse geloof steeds toegankelijker en wereldser geworden is, hebben de orthodoxen de ongrijpbaarheid van het bovennatuurlijke altijd in ere gehouden. Ik heb de indruk dat, net omdat ze het hogere niet kunnen bevatten, de gelovigen hier zo vol overgave zijn.
Kerkhofje bij het Moraca-klooster © Scriptor |
Bewoners van 'het zwarte meer' © Scriptor |
Als we opnieuw rijden wordt de omgeving landelijk met hoeven waarvan het dak tot op de grond reikt (afvoeren van sneeuw?). Ik schat dat we op zo’n 1500 meter zijn. Er ligt winterhout klaar, erg groot uitgevallen gevogelte onderneemt een poging om stappend te vliegen, dieprode appels vragen om geplukt te worden. In dit arcadische land gaan we tafelen. Ook een groep Letten schuift aan. Deze reis blijft de blik op het oosten houden. Zouden we de Franse minderheid niet even kunnen repatriëren? Lekker naar hun thuisland waar ze enkel Frans horen…
Terwijl de maag de iets te droge riviervis verwerkt, zien we de kloven steeds dieper worden (de diepste zou 1300m zijn), lopen we een keer heen en weer over de hoge Tara-brug en doen we een zuurstofrijke boswandeling tot aan ‘het zwarte meer’. De dicht op elkaar staande stokstijve dennen lijken zo mee te kunnen stappen in een Russische militaire parade. De rondspetterende eendjes zorgen dan weer voor een anarchistische touch. Als ik naar de inktzwarte schaduwen van het sparrenregiment kijk, wordt het duidelijk waar de bijnaam van het meer vandaan komt.
Een vreemd heerschap aan 'het zwarte meer' © Scriptor |
En dan gaat het huiswaarts… met een dennennaald??
Het eten zoals het is en de planeet zoals ze nog lang niet is !
De baai van Kotor op een zonnige dag © Scriptor |
Als je wilt kokkerellen moet je naar de locale supermarkt. Dat betekent eerst loslaten, niet denken: ‘Waar is de verse koriander, waar zijn de heerlijke rode bietjes, de vegetarische hapjes? Genieten van wat beter is dan thuis helpt je over deze gedachte heen. Sinds onze groenten en fruit, onder de druk van het geldgewin, niet meer de tijd krijgen om te rijpen, is het in het noorden van West-Europa huilen met de pet op als je in een tomaat of een appel bijt. Vakanties bij de Middellandse-Zee zijn daarom altijd een feest voor fruitige mensen. Ook hier in Bečići smaken de muskaatdruiven naar hun soortnaam, druipt tongstrelend sap uit voetbaldikke gele meloenen en zijn bosbramen geen luxe-artikel.
Van het winkelen zelf word je hier minder blij. Het nukkige en wellicht onderbetaalde personeel snauwt je Slavische verwensingen toe als je hen niet begrijpt of als je probeert duidelijk te maken dat je niet wéér een plastic tasje wil. Het is dweilen met de kraan open want terwijl je een deel van de boodschappen in het hergebruikt exemplaar stopt, grist de kassadame een nieuw van de stapel en propt de nog niet ingepakte producten erin. Het inpakken wordt een echt strijdpunt als je bij de groentenafdeling staat. Alles, ook de broccoli en de sla, wordt gewogen. Je kijkt je ogen uit. Bovendien stopt de weegschaalmatrone elk stuk (al is het ui) in apart plastic. De overheid, die grote lappen grondgebied tot nationaal park uitroept, mag zijn pappenheimers wat korter aanlijnen! Het Alaska-discours van Obama zal beslist niet tot hen doorgedrongen zijn!
© Scriptor |
Omdat de bankaartcrisis intussen opgelost is (het was inderdaad een tijdelijke kortsluiting), kan ik met een gerust hart naar Albanië vertrekken. Om 6.15u. zit ik weer te wachten op de blauwe krukjes voor de openluchtbalie van Suzanna. Vandaag staat een busreis van 400 km op het programma, helemaal tot in Tirana. Het zo lang gesloten land is al enkele jaren bezig met het vinden van een plek in de mondialisering van de wereld. Gezien het verleden van hardliner Enver Hodja (een hodja is ook het Turkse woord voor geestelijke) die beste maatjes was met Stalin maar véél minder gecharmeerd was door de Chroestjov, zijn vooral de Russische toeristen nieuwsgierig naar dit stukje Balkan. Een bus vol zwijgzame onderdanen van Poetin… héérlijk!
‘We are going to solve some mysteries, today’, zegt de Oekraïense Olga die ons zal bijpraten in het Russisch en Engels. Ze keuvelt gezellig met iedereen, alsof de Krim nog steeds niet van eigenaar gewisseld is en het oosten van het land niet in puin ligt. Of je dit een stilzwijgend protest tegen de oorlog mag noemen? Hum… vandaag heeft niemand iets te verdedigen maar het is wel een klein vredeskaarsje. Je zou ook kunnen zeggen dat oorlog vaak boven de hoofden van doorsnee mensen gevoerd wordt.
Dit gezelschap bevestigt mijn eerdere indruk: Russen verheffen hun stem niet (behalve als ze erg boos of dronken, zijn veronderstel ik), zeuren niet, geven geen commentaar, vinden wachten niet ongewoon, dringen niet voor… Je kunt er een puntje aan zuigen! Natuurlijk zijn deze bescheiden mensen van een ander slag dan de omhooggevallen nieuwe rijken die een verwerpelijke reputatie opbouwen in de speelholen van andere rivièra’s. Jammer dat ik geen praatje met hen kan maken.
Feestelijke Albanese klederdracht © Scriptor |
In het zuiden van Montenegro, bij de havenstad Bar (tegenover het Italiaanse Bari) waar altijd verschillende nationaliteiten hebben samengeleefd, keren we de zee de rug toe en zigzaggen het heuvelende binnenland in. Van Budva tot de Albanese grens is het 1.45u. rijden. De laatste Montenegrijnse kilometers tonen een gediversifieerde cultuur: sobere moslimkerkhofjes of gemengde islam-christelijke begraafplaatsen… verenigd in de dood! Plattelandsmoskeetjes – zoveel sfeervoller dan de koele religieuze stadstempels – duiken her en der op, één keer aan de oever van een gezapige rivier. Een enkele shalwar (ik gebruik voor het gemak het Turkse woord voor deze pofbroek) verschijnt in de dorpen. Het begrip Western oriented is hier niet van toepassing, en dat hoeft ook niet.
Aan de grens worden alle paspoorten en I-kaarten gecontroleerd. Dat duurt zo’n kwartiertje. Even verder hebben we onze koffiestop in een met groen en rozen omgeven cafeetje-annex souvenirshop. Als de baas vraagt waar ik vandaan kom, probeer ik eerst ‘Brussels, Belgium’ maar er gaat pas een belletje rinkelen als ik er ‘Brüksel’ van maak. En de Albanezen – zo zal ik ook later op de dag merken – vinden het egostrelend dat het rijke West-Europa bij hen op de koffie en in de winkel komt. De cafeïnekopjes zijn hier trouwens, op een oosterse manier, zelfs met melk, heel klein.
Olga haalt de paspoorten op. © Scriptor |
Dan gaat het richting Skodër (dicht bij het gelijknamige Skadar/Skodër-meer), een plaatsje met een charmant, bijna huiselijk centrum en een voetgangersstraat tussen 19de eeuwse huizen met pastelgevels, sommige opgeknapt, andere wachtend op financiële middelen. Naast kunstgalerietjes, reisbureautjes, een pizzatentje, een kapper met één stoel, een bank… zijn er heel wat terrassen waar de mannelijke bevolking, vooral de jongeren, elkaar treft. Als ik hen wil fotograferen, dollen ze met me en maken zelf een plaatje van de fotografe. In Skodër wordt druk gefietst, een gewoonte die het communistische – lees ‘arme’ – verleden overleefd heeft.
Onder dictator Enver Hodja was het leven minder jolig. Terwijl er nu een moskee (60% v.d. bevolking is moslim), een roomse (20%) en een orthodoxe (20%) kerk staan, werden onder zijn bewind godshuizen vernield of omgebouwd tot culturele of sportcentra. De gebedstempels die we nu zien zijn dan ook erg jong. De orthodoxe is met Russisch geld gebouwd maar blijft de herinnering oproepen aan het oorspronkelijke gebouw dat samen met de aanwezigen in de vlammen opging.
Een fotodialoog in Skodër © Scriptor |
In de orthodoxe kerk worden weer briefjes met namen van geliefden verzameld. De man die de lijntjes naar het hogere in goede banen moet leiden, stelt weer de vraag van de dag: ‘Lady, where do you come from?’ ‘Brüksel’ is meteen het goede antwoord dat op een ontzagwekkend ‘ÒÒÒÒÒh’ onthaald wordt.
Op de tweebaansweg tussen Skodër en Tirana houdt de bus een bezadigd tempo aan. De mollige Russin naast me palmt een stukje van mijn stoel in (heb ik een patent op iets te dikke buren?), schenkt zichzelf geregeld een kopje thermoskoffie in, biedt mij er ook een aan en doet, in weerwil van de cafeïne, het ene tukje na het andere.
Religieuze vrijheid na de dictatuur © Scriptor |
Intussen opent Olga een geschiedenisboekje en leert ons dat Enver Hodja een man van de hardste lijn was die de broederschap met Rusland in de détente-periode verbrak om zich in de armen van China te vleien. Toen ook die liefde bekoelde zakte Albanië weg in een compleet isolement met een arme bevolking en een partijelite die vakantie hield in Zwitserland. In zijn zelf gecreëerde gevangenis werd Hodja hoe langer hoe meer paranoïde. Hij trok zich terug in een ‘verboden stad’, die bewaakt werd door militairen. Wie door het cordon brak kreeg de kogel. Daarnaast liet hij ontelbare bunkers bouwen. ‘Did he expect invaders from Mars or Jupiter?’ sneert Olga. Het enige goede aan de ijzeren man was dat hij het analfabetisme helemaal terugdrong.
In de jaren ’90 tierde de corruptie welig, emigreerden veel Albanezen naar West-Europa en stuurden deviezen naar hun moederland. In 2009 werd Albanië lid van de NATO.
Bij de groentenboer in Skodër © Scriptor |
We rijden langs de nationale luchthaven die de naam van moeder Teresa draagt. Is dat dan geen Macedonische? Toch wel, maar omdat haar familie hier vandaan komt, wordt haar heiligheid gerecupereerd.
Een handvol kilometers voor het binnenrijden van Tirana word ik met verstomming geslagen. Waar ik een wereld had verwacht die een weg was ingeslagen tussen communistische troosteloosheid, enerzijds, en ontwikkeling en welvaart, anderzijds, zie ik een bijna-boomende stad. Internationale vestigingen verdringen zich aan beide kanten van de weg: Coca-cola (waarom zij weer?), Opel, Peugeot, Citroën, Carrefour, DHL, telecombedrijven… En het is filerijden tussen nieuwe en soms patserige wagens. Albanië heeft geen verkeerslichten. Dat zou wel eens snel kunnen veranderen.
In het stadscentrum zet de economische opgang zich voort: banken, hotels, een winkelcentrum, hippe taxi’s, kleinhandel die niet uit de toon zou vallen in een Westers land, brede lanen, groenzones… en natuurlijk weer de overschaduwde terrassen. Hier en daar zie je nog afbladderende flatgebouwen. Geld wordt nooit eerlijk verdeeld. Edi Rama, de oud-burgemeester van deze stad (2000-2011), die een beeldend kunstenaar is, zette indertijd de tering naar de nering en gaf, samen met de stedelingen, kleurrijke likken verf aan de gebouwen en plantte groenzones op de daken. In 2004 kreeg hij de World Mayor Award. Op dit moment is hij Minister-President. Hij heeft gefundeerde ideeën over corruptiebestrijding, ontwikkeling en welzijn enz. Hij is ook erg pro-EU.
Respect voor de fietser in Tirana © Scriptor |
Wandelend met Olga doen we de highlights aan: het presidentiële paleis, de opera, een 18de eeuwse moskee, een mausoleum dat zijn bestemming miste (Hodja viel iets te snel van zijn voetstuk), een bunker… In het vrije anderhalf uur dat daarop volgt doet iedereen zijn zin. Bij een temperatuur van 35° lonken de cafeetjes. Maar hoe zit het eigenlijk met het betalen? Hoewel de gangbare munt de LEK is (140 LEK= 1 euro) kun je op veel plekken met het Europese geld uit de voeten… maar wel op Albanese wijze.
‘Hoeveel euro kun je me geven?’ vraagt de jonge ober.
‘Euh, vijf…tien…’ De prijzen zijn hier belachelijk laag.
‘Geef maar tien’, antwoordt hij.
OK. Begrepen. Dit land heeft buitenlandse valuta nodig. Geen probleem. Het briefje van 1000 LEK raak ik elders wel kwijt.
Een eindje verderop is een verzorgde souvenirshop. Geen kat in de winkel. Tirana is nog lichtjaren verwijderd van de toeristische magneetstatus. Een vloek of een zegen? Dat is altijd de vraag. Ik koop poppen in traditionele klederdracht, handgemaakte tasjes voor vrouwenspullen en een sjaal van FC Tirana in de kleuren van Anderlecht… de club van trainer Besnik Hasi, die ervan droomt het Albanese landsteam op de voetbalkaart te plaatsen. De eigenaar is tevreden met de LEK en zeker met de euro’s. Hoewel hij een beetje Engels begrijpt maar het niet kan praten, hebben we een gesprekje over de Albanese taal. Hij leert me de woorden voor goeiedag (Jungjatjeta) en dankjewel (Faleminderit). Ik verbaas me over het gebrek aan Turkse klanken. Als antwoord schrijft hij ‘500’ op een papier. Ach ja, zo lang is het geleden dat de onderdanen van de sultan naar deze contreien kwamen. Zijn verklaring laat me toch wat op m’n honger zitten. ‘Lang geleden’ is geen sterk argument. Dit soort invloeden verankert zich in de taal en overleeft de tijd (lees in deel II over de verwevenheid van Turkse en Servische woorden). Wel jammer dat de taalbarrière geen uitgebreider gesprek toestaat. Op dat moment kan ik hem ook nog niet feliciteren met de kwalificatie van zijn land voor het EK in Frankrijk. Hup, hup, Albania!!
Op de lange terugreis komt Olga bij elk van ons langs. Van iedereen wil ze een impressie van de dag horen. En weer is het teleurstellend dat ik het commentaar van mijn reisgenoten niet kan begrijpen.
Een hippe sapjesbar in Tirana © Scriptor |
Kleuren en groen als betaalbaar antwoord op communistische grauwheid! (foto vanuit de bus) © Scriptor |
Als het licht uit de dag valt, en de maansikkel ons de weg wijst, wordt het èrrùùg knus in de bus. Zo knus dat je aan vrede moet denken, vrede tussen Oost en West en tussen Oekraïene en Rusland. Poetin krijgt een lange neus vanavond!
Een straatboekhandel in Tirana © Scriptor |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten