Van levada tot autostrada
Madeira bloemeneiland © x-oph |
Terrasbouw © x-oph |
Metamorfose
Afgaand op de verhalen van mensen die het eiland enkele decennia geleden bezocht hebben, moet je vaststellen dat Madeira een metamorfose heeft ondergaan. Het beeld van de arme keuterboer en de wegen die met de primitiefste middelen werden aangelegd, is helemaal verdwenen. Je ziet de welvaart in de explosie van nieuwbouw, van auto’s en van snelle, ondertunnelde wegen. Er is maar 4% werkloosheid, dus weinig reden nog om, zoals in het verleden, uit te wijken naar Australië of Venezuela. Ook in Frankrijk en op de Kanaaleilanden woont een Madeirese kolonie.
Autostrade © nilexuk |
De economie draait voor 60% rond het toerisme. Verder is nog de wijn- en bananenteelt belangrijk. Het suikerriet dient enkel nog de binnenlandse consumptie. In de vijftiende en zestiende eeuw was het nog hét exportproduct bij uitstek. Ook Vlaanderen was klant op Madeira en betaalde onder meer met zilver, schilderijen en beelden. In het Musea de Arte Sacra in Funchal kun je zilverwerk uit Antwerpen en Vlaamse meesters zoals Bouts en Van der Weyden bekijken. De suikerrietplantages werden bewerkt door Moorse slaven. De Arabische invloed is nog merkbaar in de folkoredansen en de Portugese taal. Later werd de concurrentie van het Braziliaanse suikerriet de Madeirese export fataal.
© MattW |
Way of life
Hoewel levendig, is de hoofdstad Funchal nooit hectisch. Het eiland trekt een rustig soort toerist aan. Er zijn geen lawaaierige bier- of partytenten. In de Engelse bezoekers herkende ik hun landgenoten op Cyprus: het beschaafde segment van de Britse samenleving dat nooit voordringt en dat je bedankt als je in een smalle straat een halve meter uit de weg gaat. Het gebeurt vaak dat de oudere Madeirees een onbekende toerist groet; dat geeft je het gevoel welkom te zijn. De jongere generatie verstopt zijn blik al achter de zonnebril en loopt in een rechte weg op zijn doel af.
Wat
doen mensen op deze vulkanische rots in hun vrije tijd? vroeg ik mij af. Het
familieleven zal wel erg belangrijk zijn, de katholieke feestdagen en
festiviteiten hebben nog hun volle betekenis, in de bergen zie je
barbecueplaatsen maar ook een motorcrosscircuit, kartbanen en, toen ik er was,
werd in Funchal een stratenloop en een mountainbikerace gehouden. Het meest
uitgelaten moment van het jaar is carnaval. Ik miste op één dag na de optocht
in onvervalste Rio-stijl ! Op de laatste dag van mijn verblijf zag ik wel een
lange stoet schoolkinderen, verkleed in Harry Potter-personnages,
flamencodanseressen, zeerovers... Ze trokken over de Praça do Municipio, vlak onder het ereconsulaat
van België door.
Het weinig opwindende van
het eiland weerspiegelt zich ook in de criminaliteitscijfers. Het ergste dat je
kan overkomen is dat je op een agressieve dronkenlap stuit in een nachtelijk
straatje. Er zijn nogal wat mensen die vluchten in de alcohol (er wordt ook rum
gemaakt op het eiland). De laatste moord had 15 jaar geleden plaats en was...
een crime passionnel.
Het achterland
Hoewel
mijn hotel een aangename pleisterplaats was - kamer op de 10de
verdieping met zicht op zee en ‘s avonds op het verlichte Funchal; heerlijke
maaltijden ook; boeken van Coben, Appel en d’Hamecourt binnen handbereik - was
het vooral de bedoeling om het eiland te ontdekken. In het laagseizoen kun je
vaak met minibusjes mee, chauffeur en gids in één persoon. Voorkomende Britten,
Nederlandse Brabanders met een zachte ‘g’... het gezelschap was te pruimen en
het gezamenlijke middagmaal met de zeeverse ‘espada’
best genietbaar. Hoog in de wolken © Mal B |
De
eerste tocht ging westwaarts. Eerst naar Camara de Lobos, het visserdorp dat
beroemd werd door een schilderij van Winston Churchill. In 1950 bracht de
politicus en amateur-schilder er tijd door terwijl hij verbleef in het
prestigieuze Reid’s-hotel in de hoofdstad. Het Reid’s staat er nog steeds en is
bekend om zijn ‘high tea’. De relatie
tussen Madeira en de Britten gaat terug tot de tijd van de kolonies toen het
eiland een acclimatiserende stopplaats was tussen Indië en het moederland.
In
Camara de Lobos wordt de ‘espada’
gevangen, ’s nachts en op 1600-1800m diepte. Dat laatste heeft commandant
Cousteau berekend. De ‘espada’ is de
lintvis, niet de zwaardvis zoals velen hem plegen te noemen (zwaardvis zou espadarta zijn). De zwarte, lange vissen
met de vervaarlijke rij grote tanden, kun je op de markt van Funchal bekijken
en fotograferen.
Vanuit
Camera de Lobos zie je Cabo Girao liggen, de hoogste zeekaap van Europa (580m)
en de tweede hoogste ter wereld (de allerhoogste zou zich op Taiwan bevinden).
De weg er naartoe slingert zich pittoresk de hoogte in en geeft een kijk op de
terrasbouw die zo typisch is voor het eiland. De hellingsgraad van die bebouwde
percelen is onvoorstelbaar. Er werd verteld dat de boeren zich aan kabels
vasthechten om de meest gevaarlijke stukken toch te kunnen verbouwen. Omdat het
wintertijd was zag je niemand het land bewerken, helaas. Deze boeren kunnen
geen mechanische hulpmiddelen gebruiken. Het verwonderde ons niet te horen dat
jonge mensen geen interesse meer hebben in deze acrobatische akkerbouw. De
akkertjes worden bevloeid door irrigatiekanalen – levada’s genoemd – die wijd vertakt over het eiland lopen en in
vroegere tijden ook als wegen dienst deden. Geoefende stappers kunnen levada-wandelingen maken. En zoals
Friesland zijn ijsmeester heeft, zo heeft elk Madeirees dorp een watermeester.
Espada's © x-oph |
Levadapad © timbobee |
De huizen in de dorpen hebben steevast een tegeltje met een heiligenafbeelding boven de voordeur. Religie leeft, zei ik al eerder. Elk jaar in juni is er in Camera de Lobos trouwens een botenprocessie.
Van Cabo Girao ging het
naar Sao Vicente. Dit kustdorp ligt achter een hoge rots, een bewuste keuze die
ooit de zeerovers moest misleiden. De kust in het noorden heeft iets van een
hoge, dreigende wand en wordt ook wel ‘wasstraat’ genoemd omdat het water uit
de bergen vaak op je auto plenst. Op de terugtocht door het binnenland maakten
we kennis met het fenomeen koeienstal: stel je daarbij een zeer kleine stal
voor met één of twee koeien. De beesten mogen een klein stukje gras afeten maar
verblijven voornamelijk in hun houten optrekje. Het Brabantse gezelschap van
die dag had verstand van het boerenleven en beweerde dat de beesten niet
bijgevoederd werden en dus ook niet veel melk zouden geven.
’s
Anderendaags had de oosttoer plaats. Die bracht ons naar de Pico do Ariero op
zo’n 1800m. Meteen een andere klimaatzone: in de uitspanning brandde de
openhaard en werd de drank warm opgediend.
Het
ging dan verder naar de beroemde Santana-huisjes, boerenstulpjes die er
lieflijk uitzien (gekleurde, driehoekige bouwsels met een strodak dat tot op de
grond reikt) maar een allerminst lieflijk leven voor de bewoners van weleer in
petto hadden. Ook Madeira heeft zijn Bokrijk.
Op
de terugweg werd onze aandacht getrokken door het stuk land dat op de zee
gewonnen werd en waarop de nieuwe start- en landingsbaan op een netwerk van
peilers aangelegd werd. Ooit had Madeira één van de gevaarlijkste pistes maar
ook die is, sinds de metamorfose, verleden tijd. Een Nijmeegse vakantieganger
vertelde me dat, vijftien jaar geleden, bij het opstijgen op de te korte baan
zoveel brandstof werd verbruikt dat vliegtuigen op het buureiland Porto Santo
moesten landen en bijtanken vooraleer ze verder naar Europa konden vliegen.
Santana-huisje © Browser |
Porto
Santo behoort ook tot Madeira. De Madeirezen gaan er in de zomer heen omdat ze
er een lang zandstrand kunnen vinden. Maar Porto Santo is vooral bekend omdat
Christoffel Colombus er een aantal jaren woonde: hij bestudeerde er de winden
en trouwde met de dochter van de gouverneur. Op Madeira werd de Santa Maria
nagebouwd en afgeleverd op de wereldtentoonstelling van Lissabon. Het vlaggen-
en bevoorradingsschip van Colombus vervoert nu toeristen en schoof af en toe
onder mijn ‘room with a view’
voorbij.
Nonnendal © federhirn |
Nonnen en piraten
Hoewel
bijna alle wegen van het eiland spectaculaire uitzichten bieden, was de tocht
naar het Nonnendal de meest indrukwekkende. Het dal ligt in het hart van het
eiland op nauwelijks 12 km – in vogelvlucht – van de kust. Vanop de
uitkijkplaats ligt de vallei in een duizelingwekkende diepte. Vóór 1964 liep er
geen weg naar het dorp en moesten de inwoners 20 uur stappen over gevaarlijke levada-paden om Funchal te bereiken.
Velen van hen hadden nooit de zee gezien... Een voorval in de 16de
eeuw bezorgde het dal zijn naam. Op de vlucht voor piraten trokken de nonnen
van de hoofdstad met het goud uit de kerk naar de veiligste plaats van het
eiland. De legende wil ons doen geloven dat de nonnen te oud waren om nog naar
de hoofdstad terug te keren en dat het goud nog steeds in het dal verstopt zit.
En perfecte reis? Bijna...
Liefst vier cruiseschepen kwamen aanmeren in Funchal en geen enkel wilde mij
meenemen. Zo heeft elke ervaring zijn schaduwzijde...
(februari 2007)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten