Dit blog is bedoeld voor familie en vrienden maar anderen mogen meegenieten...
De oudste verslagen zijn vrij summier en bevatten geen eigen foto's.

19 juni 2012

Van Salzburg naar Wenen


Tussen etiquette en speelsheid,
traditie en modernisme,
koffie en zout

Artiesteningang opera Wenen
© Scriptor
Weer een zaterdagochtend…

Waar ik een week of zeven geleden de draad liet liggen (zie Beieren), kan hem nu weer opnemen. Er zit een prettige continuïteit in dit reisseizoen. De wereld van zouthandel, tolwegen, barok, contrareformatie, pestzuilen, klokkenspelen, hemels gebak, Versailles-jaloezie, adelaars als embleem… zal zich ook de volgende dagen aandienen. Gelukkig zal Wagner kunnen ingeruild worden voor componisten die beter in het oor en in het hart liggen.

Voor zover het duffe hoofd het toelaat lees ik in ‘Op weg naar Mekka’ van Jan Leyers. Als ik zelf onderweg ben vind ik een reisboek de prettigste lectuur. De bestemming van de auteur hoeft niet de mijne te zijn. Het gaat om de geestverwantschap, het voelen van dezelfde opwinding en intensiteit, de honger naar kennis en schoonheid, de ogen die altijd verder willen kijken dan de horizon. En Jan heeft een schriftje bij… alleen daarom al mag hij mee. 

Het kleinste koffiehuis van Wenen:
overal kun je lezen ! © Scriptor

Als ik Il silenzio hoor, kijk ik op uit mijn boek: sinds de dood van Wouter Weylandt hebben deze trompetten hun neutraliteit verloren.

In Peppenhoven West - je moet ergens beginnen - nip ik aan mijn eerste capuccino. Tussen motorrijders en campereigenaars wordt het on-the-road-gevoel wakker.

Rond 17.00 uur komen we aan in Ulm, onze pleisterplaats voor één nacht. Ulm klinkt als een naam die bij een autosnelweg hoort en niets meer te bieden heeft dan een bed en een ontbijt. Maar het is de eerste belangrijke plaats aan de Donau: van hieruit is de rivier bevaarbaar. Een groot deel van de historische binnenstad werd na WO II heropgebouwd. Daar vind je onder meer de Münsterkerk, de grootste protestantse kerk ter wereld met bovendien de hoogste toren. In deze records voel je het conflict met de contrareformatie: hard tegen hard maar ook hoog tegen hoger. Albert Einstein is de beroemdste ex-inwoner van de stad.


Stilte bij de snelweg
© Scriptor
Hotel Seligweiler ligt helaas bij de autosnelweg… maar ik begrijp de keuze: hoe sneller weg morgenvroeg, hoe meer tijd in Salzburg en daar is veel voor te zeggen. En, zoals haast overal bij de Duitse snelwegen, begint het platteland enkele meters verder. Het is dus rustig verpozen op het buitenterras in de avondzon. Kwetterende vogels, klaprozen en een Riesling zetten de toon. Het Leuvense echtpaar, mijn buren aan de andere kant van het gangpad, schuift bij aan mijn tafeltje. Met hem deel ik de liefde voor barokmuziek en we klagen een eind weg over de lamentabele muzieksmaak van de Lauwers-chauffeurs. Il silenzio kan nog net voor mij. ‘Zal ik hem morgen mijn Biber-cd geven’? stel ik lachend voor. ‘Biber is goed!’ straalt hij.

Heinrich Ignaz Franz Biber in Salzburg
(1644-1704)
Een eeuw vóór Mozart was Biber, violist, componist, dirigent en rentmeester aan het hof van de aartsbisschop van de stad.
Biber is ten onrechte weinig bekend bij het grote publiek. Hij schreef zwierige barokmuziek, waaronder stukken voor strijkers maar ook religieuze muziek en opera’s. In de 17de eeuw werd de viool als meest expressieve instrument gezien; het was de tijd van de grote vioolbouwers zoals Stradivarius.
In de loop van de 18de eeuw werd Wenen dé muziekstad van Europa.

Zij vertelt dat de Wiener Sängerknaben ooit bij haar ouders hebben gelogeerd en dat Jeroen Meus stage heeft gelopen bij haar zoon die een Michelinster heeft. Interessante mensen. Als zij vertrokken zijn, trekt reisleider Marc een stoel bij. Eindelijk iemand die gepassioneerd is door reizen… zo zeldzaam. ‘Dit is de meest boeiende reis van Lauwers’, oordeelt hij. ‘Nou, Marc… ik ken er nog wel een paar die de adrenaline in werking zetten’, denk ik in stilte. Enige overdrijving is eigen aan gepassioneerde mensen. Ik neem het er graag bij.
Met het gevoel dat het met deze reis wel snor zit, ga ik slapen.

Salzburg, macht en ondergang van het prinsaartsbisdom
In de dertiende eeuw kregen de aartsbisschoppen van Salzburg de titel van prins. Hun wereldlijke macht werd uiteindelijk zo groot dat ze heel wat tegenstand ondervonden, eerst van de burgerij, die zelf belust was op macht, en daarna van de zwaar uitgebuite boerenbevolking. Geografisch viel het gebied ongeveer samen met de huidige Oostenrijkse deelstaat Salzburg.
Zicht vanop de burcht © Scriptor
Uiteindelijk maakte Napoleon komaf met het rijk van de clerus. Door de Franse bezetting werd het prinsaartsbisdom zodanig verzwakt dat het na het congres van Wenen in 1816 weer aansloot bij Oostenrijk.
In ’44-’45 had de stad te lijden onder de bombardementen van de geallieerden. Toch bleef het grootste gedeelte van de barokmonumenten gevrijwaard.


De Mirabelltuinen © Scriptor
De volgende dag kondigt zich zonnig en warm aan. Door een golvend landschap rijden we richting Salzburg. Bij onze eerste stappen in het centrum stel ik vast dat dit een toeristische trekpleister is. We zijn hier niet alleen en dan is het nog geen hoogzomer. Rustig fotograferen is er bijna niet bij en daar word ik niet happy van. Samen lopen we langs de blikvangers: de Mirabelltuinen, de Salsach (die in 2002 op een haar na buiten zijn oevers trad) het Mozart-geboortehuis, de centrale pleinen met kerken, de dom, gesculpteerde fonteinen. Op het intieme, bloemrijke Sint-Peterskerkhof, waar zich jammergenoeg ook weer mensen verdringen, begint mijn interesse pas echt vorm te krijgen. In de rotsholen schuilden ooit vroege christenen die vervolgd werden. Ik denk even dat ik in Turkije ben… In één of andere grafkelder ligt Nannerl, de zus van Mozart maar om haar te vinden is er véél meer tijd nodig.


Sint-Peterskerkhof: rotsholen van vroege christenen
© Scriptor
  
                                       Mozart in Salzburg: 1756…                                      
Op 13-jarige leeftijd is Mozart al concertmeester en dirigent in zijn geboortestad. Maar het ongenoegen en de ergernis stapelen zich op. Omdat hij zich miskend en onderbetaald voelt, komt het tenslotte tot een uitbarsting waarbij de componist op staande voet ontslagen wordt door de prinsaartsbisschop von Colloredo bij wie hij in dienst is.

Salzburg Residenzplatz © Scriptor

Salzburg Dom © Scriptor
Ik ben gespannen want er staat véél op het to-do-lijstje voor de vrije middag. Ik begin met wat kerkinterieurs die, na de Beieren-ervaring, tegenvallen, ga nog even terug naar het kerkhofje waar het nu een heel stuk rustiger is en vandaar naar de lift die 120m loodrecht omhoog schiet langs de bergwand naar het kasteel. De burcht, die getuigt van de wereldlijke macht van de aartsbisschoppen, is de grootste volledig bewaard gebleven middeleeuwse vesting van Midden-Europa.

Boven laat ik mijn blik glijden over een letterlijk oogverblindend stadspanorama : de hitte van de middag prikt in mijn ogen, kruipt in mijn spieren en voeten. Tijd om even te gaan zitten voor een korte lunchpauze. Weer beneden struin ik door de kronkelende Gassen waar zich eeuwenlang handelaars ophielden (Getreidegasse=graanstraatje; Goldgasse=spreekt voor zich). Tot aan hun verbanning in 1498 woonden de joden onder meer in de Judengasse.

Stadspanorama vanop de burcht © Scriptor

Salzburg: een onverdraagzame stad
In 1498 werden de joden per decreet für immer und ewige Zeiten uit de stad verbannen. Pogroms en vernederingen gingen hieraan vooraf. Het stadsbestuur bepaalde al in 1418 dat joden verplicht waren bellen op hun kleding en een puntmuts op hun hoofd te dragen.
Ook de eeuwen nadien liet de verdraagzaamheid veel te wensen over. Armen, bedelaars en zwervers werden hard aangepakt door de aartsbisschoppelijke rechtbanken. In 1731 moesten 20.000 protestantse inwoners het Salzburgerland verlaten (één vijfde van de bevolking). Ze emigreerden naar Amerika, Holland, Zeeland, Pruisen…

Dan wordt het tijd om de Salsach over te steken want ik heb nog een missie. Die begint met een klim naar het Kapuzinerkloster want in die buurt zou zich het Stefan Zweig-huis bevinden. Maar ik raak verstrikt in wandelwegen die niet op mijn plan staan en besluit om het op te geven. Het weke vel van mijn voetzolen is intussen branderig geworden. Opdracht twee dan maar: beneden in de Linzer Gasse ligt het Sebastiansfriedhof  waar vader Leopold en Constanze Weber, de echtgenote van de componist, begraven liggen. Het is het eerste graf dat je ziet, je kunt er niet naast kijken. Toch iets gevonden. In het kleine mausoleum midden in het groen ligt aartsbisschop von Raitenau (17de eeuw) die alleen katholieken in zijn stad duldde. Ergens moet ook de arts Paracelsus liggen. Het vel onder mijn voeten is inmiddels meer dood dan levend en ik heb nog een opdracht.

Sebastiansfriedhof: graf van vader Leopold en Constanze
© Scriptor

Bij het slot Mirabell - von Raitenau bouwde het in de 17de eeuw voor zijn gezellin met wie hij vijftien kinderen had -  zou ergens het Zauberflötenhäuschen staan. In dit huisje componeerde een doodzieke Mozart de gelijknamige opera. Toen stond het houten paviljoen wel nog in Wenen. Maar de tuinen zijn uitgestrekt en ik kan het niet meteen vinden.

Na vijf uur stappen en slenteren dragen mijn voeten mij niet meer. Terug bij de Salsach plof ik op een terrasje en besef te laat dat er… Tirolermuziek opstaat en de ober een dijenkletser is. Salzburg cultuurstad? Nadenkend over de afgelopen uren vraag ik me af waarom ik geen echte connectie met de stad voel. Ze is interessant maar ze raakt me niet. In de reisgids lees ik dat het een museumstad is geworden die na sluitingstijd doodbloedt. Misschien is het dat…

De Salzburger Festspiele, ook een beetje Belgisch…
© Scriptor
Dit jaarlijkse zomerfestival werd voor het eerst gehouden in 1877. In 1926 werden de stallen van de aartsbisschop, de Felsenreitschule, omgebouwd tot operatheater, het Festspielhaus genoemd. Het muzikale repertoire is toegespitst op Mozart and Strauss, maar ook andere componisten zoals Verdi en Beethoven kwamen al aan bod.
In 1992 werd Gerard Mortier artistiek directeur van de Festspiele. Zijn radicale programmahervorming zorgde voor controverses. Bij zijn afscheid lieten tegenstanders in een plaatselijke krant een paginagrote doodsbrief van Mortier afdrukken.
‘Een provincialistisch nest’… zou Mozart zeggen.

‘s Avonds eten we in de Griess(griesmeel)gasse een heerlijke soep die naar euh… Boedapest smaakt, een beetje goulashachtig. En als nagerecht is er natuurlijk… apfelstrudel.

Eens op de hotelkamer kan ik geen pap meer zeggen, werp nog een vertroebelde blik op Roland Garros en bestudeer de onderkant van mijn voeten. ‘Morgen is er de merentocht, veel in de bus, dan worden ze gespaard’, spreek ik mezelf moed in.

Zout, de olie van weleer… ?
Ochtend aan de Fuschlsee © Scriptor
Door de geschiedenis van Salzkammergut loopt een rode draad: die van het zout. De winning gaat terug naar de tijd van de Kelten en de Romeinen maar het grote geld werd later verdiend door de aartsbischoppen in Salzburg en de Habsburgse buren. Zij spendeerden de winst aan kerken, kloosters en paleizen maar ook aan huurlingen voor hun oorlogen (b.v. met Beieren).
Het witte goud werd met platbodems over rivieren en meren vervoerd of via houten pijpleidingen getransporteerd. Het kwam uiteindelijk terecht in Wenen, Hongerije, Bohemen…


Zout, Salz en Hall
De namen Salzburg, Salsach en Salzkammergut spreken voor zich. Hal is de Keltische en Griekse naam voor zout. Hij is terug te vinden in namen zoals Hallstat en Hallein. De G(h)alliërs zijn dus de ‘zoutmannen’. Ook het woord ‘salaris’ heeft een zoutoorsprong: de Romeinen betaalden hun soldaten vaak met zout.
Een voorbeeld van een rijk geworden zoutstadje is het elegante Gmunden aan de Traunsee. Brahms en Wagner kwamen er op vakantie.


Fuschlsee: schaken hoort bij Midden-en Oost-Europa
© Scriptor
Het stroomgebied van de Traun wordt Salzkammergut genoemd. In deze streek worden wel 76 grotere en kleinere meren geteld. Rond een uur of tien houden we halt aan de Fuschlsee, een meer dat gespaard blijft van massatoerisme omdat de beboste oevers beschermd natuurgebied zijn. In de schaarse pensions lijkt geen leven te zitten. Aan het water staan reuzengrote schaakpionnen roerloos in de tijd. Even verderop dobbert een handvol roeibootjes. Rustzoekers zijn hier aan het goede adres.

Sankt Wolfgang © Scriptor
Drie kwartier later stranden we in Sankt Wolfgang, een bekendere plaats die eind mei toch nog heerlijk leeg aandoet. Ik draai rondjes om de kerk maar kan het kerkhofje niet vinden. Is dit de reis van zoeken en niet vinden? Hum, het frustreert me.

Hollywood op het kerkhof van Sankt Wolfgang
Op het kerkhof liggen de operettecomponist Ralph Benatzky (Im weissen Rössl) en dé succesacteur van het interbellum Emil Jannings begraven. Hij won de allereerste Oscar voor beste acteur. In 1930 speelde hij in Der blauwe Engel met Marlène Dietrich. Later acteerde hij in enkele nazi-films. Daardoor kon hij niet meer terug naar Hollywood.

Na wat kleurrijke gevels en weelderig groene oevers te hebben gefotografeerd is het hoog tijd voor een koffie. Die drink ik in de Kaffeewerkstatt, een koffiebranderij die nog steeds dienst doet en haar ambachtelijke reputatie waarmaakt. ‘Heb ik ooit een betere koffie geproefd?’ vraag ik me af. De dienster heeft een ontnuchterende boodschap: het Friedhof ligt op twintig minuten stappen, te ver voor deze korte stop.

Sankt Wolfgang © Scriptor

Bad Ischl
Vin-de-siècle in Bad Ichl © Scriptor
Dit keizerlijke kuuroord is een allegaartje van fin-de-siècle-panden en –hotels. Ook nu nog wordt er stevig gekuurd. Keizer Franz Joseph had er 60 jaar lang een zomerverblijf.
Op de esplanade flaneerden de componisten Brahms, Bruckner, Strauss, Lehar, de gevreesde commentator Karl Kraus…
 
Esplanade © Scriptor


Bad Ischl © Scriptor
 
Voor de middagpauze rijden we naar Bad Ischl, dat nog steeds grandeur uitstraalt. De kleur en warmte van de fin-de-siècle-gevels charmeert. Gewoon op een terrasje zitten en de sfeer inademen is al voldoende. Toch moet er aan de rand van het stadje iets bezocht worden: het zomerverblijf van keizer Franz Joseph. In de Kaiservilla ontving hij buitenlandse staatshoofden. Het beeld van de jager achter de waterpartij - er werd wat afgejaagd in die hoge kringen - is een geschenk van koningin Victoria. Dwalend door de uitgestrekte tuin maak ik mij steeds meer zorgen over mijn rechtervoet. Ik voel dat ik hem spaar door compensatiegedrag (zo noemen sportartsen dat) en zo mijn achillespees te zwaar belast. Maar gepassioneerde fotografen zijn hardleers… er moet nog wat gekiekt worden in de binnenstad. Ik ben toch maar één keer hier… ja, ja.   

De jager bij de Kaiservilla © Scriptor  

Op weg naar Wenen rijden we nog langs de Traunsee waar indrukwekkende rotswanden het water insluiten.
Ook ons hotel in het Wienerwald ligt in een bad van groen, water en stilte… heerlijk! Aan de overkant hebben schoolkinderen, in navolging van Hundertwasser (zie hier beneden) een bonte muurschildering op de rotswand gemaakt. Voor het slapen gaan drink ik nog een lieblich, een halfzoete witte wijn, in de bar. Een beetje verdoving is welkom want de gedachte ‘Wat als ik morgen niet meer stappen kan?’ wentelt door mijn geest.

De oase van hotel Wienerwald
© Scriptor

Het groene Wenen
Wenen: stadspark © Scriptor
 Wenen is een verrassend stof- en smogarme stad. Daarvoor zorgen de groenzones en waterpartijen in het centrum en het Wienerwald - op sommige plaatsen meer dan 40 km breed - dat de stad als een halve cirkel omsluit.

De volgende ochtend voel ik dat de nachtrust de voet deugd heeft gedaan maar dat het evenwicht precair is. Alle hens aan dek dus: een reuzepleister en een dubbelgevouwd papieren zakdoekje als kussentje in een sok gestopt en dat alles in mijn dikzolige sandalen die ik ‘zeteltjes’ noem omdat de voeten er een geweldig leven in hebben.
Ik trek mijn langste korte broek aan om de sokken enigszins te verdoezelen. Voor ijdelheid is weinig plaats vandaag. Op hoop van zegen…
 
Mozart in Wenen… 1791
Na zijn breuk met aartsbisschop Colloredo in Salzburg ruilt Mozart het enge provincialisme voor de internationale uitstraling van Wenen. In deze stad schrijft hij als eerste werk de Gran Partita voor een ongewone bezetting van twaalf musici. Is het toeval dat je van deze kamermuziek echt vrolijk wordt?
Mozart-adepten bij de opera © Scriptor
Aan het eind van zijn leven voltooit hij hier Die Zauberflöte (zie hoger het Zauberflöten Häusschen).

Gezellig in het Wienerwald overnachten heeft ook zijn nadeel. Het is aanschuiven in de richting van Wenen, veel auto’s en wegenwerken. De Oostenrijkste radio voorspelt Badewetter… We doen er uiteindelijk anderhalf uur over (‘s avonds na de spits een klein half uur). Kostbare tijd die we niet aan kijken en rondlopen kunnen besteden.

Bij de kathedraal houdt Marc zijn cultuurpraatje en spreken we af om aan het begin van de middag bij de opera weer samen te komen. Ik spring even der alte Steffl, zoals de Wieners de kerk noemen, binnen maar gotische kerken spreken mij minder aan en deze is bovendien aardedonker. In de gekleurde dakpannen is een dubbele adelaar getekend, symbool van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie.


Heraldiek
Dubbele adelaar in het dak van de Stephansdom
© Scriptor
In Duitsland en de oostelijke helft van Europa spelen adelaars een belangrijke rol in de heraldiek. In het westen van het continent is de leeuw het meest gebruikte wapendier.

Op een bord voor de dom lees ik met pijn in het hart dat hier een aantal dagen later de Krönungsmesse van Mozart wordt uitgevoerd. De komende tijd zal ik overal aankondigingen zien van concerten, niet alleen in muziekhuizen of musea maar ook vaak in kerken. Wat zou het boeiend zijn om hier een tijdje te wonen.

Aankondiging bij de Stephansdom © Scriptor
 
Hoewel Mozart op 36-jarige leeftijd stierf, zijn er 180 cd’s nodig om zijn volledige werk op te nemen. Dat van Bach staat op 160 stuks.

Als een valse noot ligt tegenover de dom het Haashaus. Het luxe winkelcentrum dateert van 1990 en is er pas na veel voeten in de aarde gekomen. De traditionele stedelingen wensten geen modern complex in het centrum maar de burgemeester hield voet bij stuk. Als je je goed positioneert zie je de hele dom gereflecteerd in de glasconstructie… toch een vorm van eerbetoon aan het verleden.

Het Haashaus met spiegelende Dom © Scriptor

Tijd voor het eigen programma! Mijn eerste stop is bij het Mozarthuis in de Domgasse. Het wordt ook het Figarohuis genoemd omdat de componist er het gelijknamige werk maakte. Als er wat meer tijd was – die file, hé – zou ik het museum bezoeken. Al een eerste reden om ooit terug te keren. Met het plan in de hand ga ik op weg naar de Franziskanerplatz waar het kleines café staat, een miniversie van de grote koffiehuizen waarmee het kroegje een lange geschiedenis en een krantenrek gemeen heeft. Het is sowieso tijd voor een drankje. Nadien ga ik via de Kärntner Strasse, de grote winkelstraat, op zoek naar de Loos-bar, niet omwille van de koffie maar louter voor de architectuur. Adolf Loos en Otto Wagner waren baanbrekende architecten die in het begin van de 20ste eeuw resoluut kozen voor een functionele architectuur zonder tierlantijnen maar die wel gebruik maakten van dure materialen zoals marmer. Om bij mijn schoonbroer-architect op een goed blaadje te blijven staan, zal ik in de loop van de reis bijzondere aandacht besteden aan hun creaties en wat souvenirfoto’s maken. Vandaar loop ik verder naar de opera waar ‘Mozart-klonen’ me tickets willen verkopen voor muziekvoorstellingen. Gelukkig willen zo ook gewoon poseren en fotogeniek zijn. Achter de opera ligt de Albertinaplatz, genoemd naar de zuidvleugel van de Hofburg waar nu een grafisch museum is. Ik besef dan nog niet dat de roze gevel met de gouden kroon mijn misschien wel mooiste gebouwenfoto zal opleveren. Omdat mijn trekkende achillespees mij een halt toeroept laat ik me in Café Mozart – een echt grand café in Midden-Europese traditie – op een bank zakken en geniet van een onbeschrijflijke truffeltaartpunt. Wat zo fijn is in dit soort koffiehuizen is de stilte: er is geen muziek, wel altijd krantenlezers en rustig reflecterende mensen… waar kom je dat nog tegen?

Zuidvleugel van de Hofburg © Scriptor

 Café Mozart © Scriptor
Om twee uur worden we in de opera verwacht voor een rondleiding met een officiële gids. Marc vindt dit de max. Terwijl we wachten vertelt hij honderduit over de productiecapaciteit van de muziektempel. Omdat er 3 à 4 keer per week een nieuwe opvoering is en tussendoor nog gerepeteerd wordt voor toekomstige opera’s, komen er voortdurend zware trucks aan met decors en rekwisieten. Het logistieke personeel is dag in dag uit in de weer. ‘En wist je dat Mahler de pauzes in de stukken bedacht heeft?’ vraagt hij me zonder een antwoord te verwachten.

Uit: De weg naar Mekka, Jan Leyers
Jan: ‘Vrouwen mogen geen muziek maken in Iran ?’
Iraniër: ‘Neen. Ze mogen geen cd’s opemen. Opera mag maar de mannen moeten de vrouwen overstemmen.’


© Scriptor
In 1869 werd het muziekhuis geopend met een uitvoering van Mozarts Don Giovanni. Tijdens WO II gooide een Amerikaanse piloot vijf bommen op het gebouw dat hij aanzag voor een station. De Staatsoper ging pas in 1955 opnieuw open, deze keer met Beethovens Fidelio.

Het voelt heel bijzonder om door dit rijk gedecoreerde pand te lopen waar grote namen als Mahler, Strauss, von Karajan, Toscanini, Bernstein, Böhm… toegejuicht werden. Bij de kleedkamers hangt een affiche van een hedendaagse vedette: de tenor Roberto Villazon.

Grandeur in de opera © Scriptor
Op het podium is het een drukte van jewelste. De vloer bestaat uit drie losstaande delen die elk apart naar de kelder kunnen zakken. Op de rug van de fauteuils is een schermje aangebracht waarop de tekstvertaling te zien is. En een operabezoek hoeft niet duur te zijn: er zijn staanplaatsen (volgens de gids zie je daar zelfs het best) en zijbalkonplaatsen voor 10€ (vandaar zie je niet het hele podium).

Het zakkende decor, de orkestbak,
tekstvertaling op schermpjes © Scriptor
  
De Wienersängerknaben
Mozart is overal ! © Scriptor
Werden opgericht in 1498. Om de twee jaar worden er audities gehouden voor Oostenrijkse jongens van 7 tot 9 jaar. De geselecteerden gaan daarna op internaat. Er zijn vier koren van elk 22 jongens. Het lidmaatschap is voor veel Knaben een opstap naar een belangrijke muzikale carrière: ze worden vaak koorleider, solist in de opera, lid of leider van een belangrijk Weens orkest. Mozart, Schubert, Gluck, Hayden, Brucker… zijn beroemde oud-Wienersängerknaben.


Op stal in de stad © Scriptor
Een beetje groggy van deze ontmoeting met de muziekgeschiedenis, loop ik achter de anderen aan op weg naar de Hofburg, het immense paleis van de Habsburgers. Zoals het het centrum van een wereldrijk betaamt, heeft dit complex 2500 vertrekken en 19 binnenplaatsen. Voor we binnengaan zien we nog de stallen met de Lippizanerpaarden, waarvan enkele hun kop naar buiten steken. Het is een bizarre beleving: paardenstallen in het centrum van een grootstad. In de tijd van paard en koets stond niemand hierbij stil. 

In de Hofburg nemen we een kijkje in de Silberkammer waar eet- en decoratieve voorwerpen in kostbare materialen tentoongesteld zijn (niet helemaal mijn ding) en wandelen dan door de keizerlijke vertrekken die tot in de details bemeubeld zijn en zo de sfeer van weleer goed weergeven. Met ‘weleer’ wordt hier de tijd van keizer Franz Joseph en zijn echtgenote Sissi bedoeld. Bij dé Habsburgse vorstin denkt bijna iedereen aan deze verfilmde Sissi maar het is natuurlijk Maria Theresia die de titel verdient. Zij was veertig jaar aan het bewind - had bovendien nog tijd om zestien kinderen op de wereld te zetten - en voerde een sterk beleid. Ze saneerde de financiën, verplichtte de adel tot het betalen van belastingen, voerde de leerplicht in. Ze had een brede culturele interesse: componisten als Gluck, Mozart en Hayden waren kind aan huis aan het hof. Haar zoon Joseph II was ook een liberale verlichte despoot: hij schafte het lijfeigenschap af en stimuleerde de verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden.


Een knipoog naar Mozart © Scriptor

Vadertje Hayden
Toen Hayden de baard in de keel kreeg, moest hij de Wienersängerknaben verlaten. Daarna kon hij zich volop wijden aan het componeren. Omdat hij de basis legde voor het moderne strijkkwartet – vierdelig en met gelijkwaardige muzikale stemmen – werd hij door Mozart en zijn tijdgenoten ‘vadertje Hayden’ genoemd.


Elke dag aan de balie van het hotel Wienerwald
© Scriptor
Opnieuw buiten ploft iedereen neer op een geïmproviseerd zitje, een muurtje, een nis, de voet van een zuil… Het Badewetter in combinatie met de kilometers heeft ons de das omgegaan. Alleen Marc is nog zijn energieke zelf en wil ons op weg naar de bus nog de rozentuin in de Volksgarten tonen. Het plantsoen ruikt lekker maar de kleuren dansen op mijn netvlies. Ik probeer nog wat foto’s te maken maar raak verstrikt in de combinatie van rechte en cirkelvormige lijnen die tuinen lijken te hebben (Wie leert me tuinen te fotograferen?).
Ik snak naar een lieblich in de bar en het laten rusten van mijn toegetakelde rechtervoet. 

De kermis van het Prater © Scriptor
Zicht vanop de Donauturm © Scriptor

Op de tweede dag laten we de ernstige geschiedenis even voor wat ze is en doen ons te goed aan het speelse Wenen. Om een uur of tien nemen we in de Donauturm de lift die ons razendsnel omhoogstuwt: tegen een snelheid van 6,3 m/s flitsen we naar 150m hoogte. De mast zelf is nog honderd meter hoger. Op het panoramaterras proberen we herkenningspunten te zien en wijst Marc naar het stadion van Austria Wien. Met verwilderde haren stappen we wat later weer in de bus. De volgende halte is het Prater met het reuzenrad. Eigenlijk is het niet meer dan een ordinair pretpark, hoewel je een eind verderop in de stilte van een groot groen park terechtkomt en een flink stuk weg kunt wandelen. Toch kan een banale plek iets bijzonders opleveren. Plots zie ik schoolkinderen dansen op de walsmuziek die over het plein galmt. In het R&B-en-rap-tijdperk kunnen Oostenrijkste kinderen dus nog walsen… merkwaardig.

Dansende kinderen in het Prater © Scriptor
Het is een beetje een hop-on-hop-off-dag. De derde korte stop is bij het Hundertwasserhaus.

Hundertwasser, een eigenzinnige kunstenaar 
© Scriptor
Het Hundertwasserhaus is één van de Weense trekpleisters. Het is een kleurrijk huis waaraan rechte lijnen ontbreken, het handelsmerk van architect-schilder Hundertwasser.
In 1943 werden 69 joodse familieleden van hem door de nazi's afgevoerd en omgebracht.
Al vanaf de jaren '50 verzette Hundertwasser zich tegen het rationalisme in de architectuur, die naar zijn idee te weinig oog heeft voor de mens. Hij was ook een voorvechter van ecologische architectuur. Toch ontsnapte hij niet aan het etiket van ‘handige marketing man’. Hij overleed op 71-jarige leeftijd aan boord van de Queen Elizabeth 2 in de Stille Oceaan ter hoogte van Nieuw-Zeeland aan een hartaanval. Doorsnee zijn was niet aan hem besteed…
De architect in mijn familie noemt dit ‘kabouterarchitectuur’… geheel voor zijn rekening, natuurlijk.

Het Kursalon in het stadspark © Scriptor


Terug in het centrum lopen we door het stadspark – er zijn veel grote parken in Wenen – en groeten het kitcherige Johan Strauss-monument dat blikkert in de zon. Het daarachter gelegen Kursalon, waar de componist zijn walsen speelde, levert wel een aardig plaatje op. En over het riviertje de Wien loopt een Loos-brug.

Aan de Schubertring © Scriptor
Dan gaat het over de Schubertring richting Karlsplatz, waar de imposante Karlskirche (met een ambitieuze knipoog naar de Sint Pieter) staat. Net zoals onze Antwerpse barokkerk is ook dit godshuis gewijd aan de Oostenrijkse heilige Carolus Borromeus. En ook hier vinden we een bord dat ons uitnodigt om naar een kerkconcert te komen: op het programma staan ‘De vier jaargetijden’ van Vivaldi. Een boogscheut verder ligt het Sezessionshaus, de begin 20ste eeuwse rebelse cultuurtempel.

De Karlskirche, een beetje Rome © Scriptor

Overal in Wenen worden concerten aangekondigd
© Scriptor

Een breuklijn in de kunst
Sezessionshaus Wenen © Scriptor
Onder invloed van de jugendstil staat Gustav Klimt in 1897 aan de basis van de Weense Secession. 19 schilders en architecten, waaronder Schiele en Wagner, die uit het burgerlijke Kunstlerhaus getreden waren, omarmden deze kunstrichting die op zoek wilde gaan naar andere idealen en een nieuw publiek.
Boven op het sobere gebouw staat een koepel van vergulde laurierbladeren.

Middagpauze houden we op de Naschmarkt, een lange aaneenschakeling van groene (eet)huisjes en kramen voor wie op zoek is naar kwaliteitsproducten. De markt ontleent haar naam aan het woord Asch, dat melkemmer betekent. Vroeger was het een verkooppunt voor melk.

De overige vrije tijd besteed ik aan het bekijken van het Stadtbahnstation op de Karlsplatz… Wagners fraaiste tramhalte. Het werd recentelijk gerestaureerd en straalt als vanouds.

Het Stadtbahnstation van Wagner © Scriptor

In de late namiddag hebben de liefhebbers van operette en wals een afspraak in het Auerspern-theater. De anderen krijgen vrije tijd in en rond de Maria Hilferstrasse, een winkelstraat voor de alledaagse boodschappen. Ik doe eerst een terrasje om de gepijnigde voet wat te laten rusten en werk mijn nota’s wat bij. Daarna sla ik willekeurige straatjes in en hoekjes om, ontdek zo een sfeervol Durchaus. Durchhäuser zijn karakteristiek voor Midden-Europa: het zijn doorgangen tussen twee straten die vaak uit enkele huizen, een pleintje, trappen… bestaan, en zo een pittoreske stilteplek vormen in het stadscentrum.

Wat verderop kom ik bij de Maria Hilferkirche waar weer een muziekprogramma aangekondigd wordt. Deze keer gaat het over Die lange Nacht der Kirchen, een combinatie van erediensten en veel klassieke muziek.


Maarten ‘t Hart: een passie voor muziek
(Uit: Mozart en de anderen)
‘Word ik ‘s nachts wakker en kijk ik naar de drie roodgloeiende cijfers op mijn digitale wekker, dan lees ik zo’n cijfer, nog half slaperig, altijd als een Köchel-nummer. De wekker geeft 3.34 u. aan. Divertimento in D-groot, denk ik dan.’

Schönbrunn © Scriptor
Een nieuwe dag. Om 10.00u. worden we in Schönbrunn verwacht. Deze 17de eeuwse zomerresidentie wilde de concurrentie aangaan met Versailles. Maar – o ironie – Napoleon gebruikte dit slot enkele keren als hoofdkwartier. Sinds 1960 ontvangt de president er zijn gasten. Rechts bij de ingang staat het Schlosstheater waar Mozart zijn opera’s dirigeerde.

Schlosstheater Schönbrunn © Scriptor

Tuin Schönbrunn © Scriptor

Ik heb het minder voor strak getekende paleizen en dito tuinen. Geef mij maar een ruwe, grillige middeleeuwse burcht waar zich, mits wat verbeelding, een avonturenroman of thriller kan afspelen. Toch verrast me iets in de koninklijke vertrekken. In de Maria-Theresia-kamer, waar een aantal portretten van haar kinderen hangen, denk ik: ‘Dit zouden de kopjes van de kinderen van Astrid (haar man is een Habsburger) kunnen zijn.’ De uiterlijke kenmerken liegen er niet om: enigszins uitpuilende ogen, een lange neus, een lang gezicht. Alleen zijn de nazaten van Astrid blonder. Genetisch materiaal gaat blijkbaar generaties mee.

Waterpartijen van het Belvédère © Scriptor

Op weg naar het stadscentrum stoppen we nog even bij het Belvédère, het barokke paleis van prins Eugen, de man die de Ottomanen te lijf ging toen ze voor de poorten van Wenen stonden. Hoewel er een naar beneden lopende terrastuin met watervallen en spetterende fonteinen bij is, voel ik kasteelmoeheid. Ik verlang naar de posslag van de stad zoals je die kunt horen als je de bekende paden verlaat en meld Marc dat ik het bezoek aan de Kapuzinergruft waar de Habsburgse vorsten begraven liggen, zal overslaan om meteen aan mijn vrije middag te kunnen beginnen.
Belvédère © Scriptor
Net zoals in Salzburg heb ik een to do-lijstje dat ik graag nog langer had gemaakt. Ik begin bij de Graben, de duurste winkelstraat van de stad waar een gebeeldhouwde pestzuil staat en bedenk dat de straatnaam wellicht verwijst naar de slachtoffers die hier begraven liggen. De zuil herdenkt dat een derde van de stadsbevolking in 1679 het leven liet. Maar de Graben is ook bekend voor de winkelpuien van Loos en Wagner. Met het oog op het archtectuurpraatje in Brussel, moet ik één en ander digitaal vastleggen.
Pestzuil op de Graben © Scriptor

Omdat ik dan even wil zitten spring ik bij Sacher binnen. De Sachertorte heeft een wereldreputatie en hoort dus geproefd te worden. Niet slecht… maar de truffeltaart in Café Mozart was een stuk beter. Een merknaam zegt niet alles.

Loos-huis op de Michaelerplatz © Scriptor

Aangesterkt zet ik er flink de pas in want ik wil naar de andere kant van de oude stad. Halfweg houd ik even halt op de Michaelerplatz (waar we de dag voordien de Hofburg zijn binnengegaan). Daar staat het allereerste Loos-huis (keizer Franz Joseph noemde het een schandvlek) en de Michaelerkirche. In deze kerk wil ik op zoek gaan naar een gedenkteken voor de Weners die in 1938 naar Dachau werden afgevoerd. Het geeft wat tegengewicht aan het collaboratie-etiket van de stad. Net als ik denk dat ik het niet ga vinden, valt mijn oog op een kale, donkere ruimte achter een deurtje. Een stiefmoederlijke plek… valt me toch wat tegen.

Dachau-gedenkteken Michaelerkirche
© Scriptor
De Weense joden en andere slachtoffers
Er zijn toch nog joden over in Wenen...
© Scriptor
De huidige Judenplatz was al in de 13de eeuw het centrum van het joodse ghetto. Op het 15de eeuwse huis Zum grossen Jordan kun je een tekst zien die verhaalt over de vervolging in 1421. Het weze nog maar eens gezegd: jodenonderdrukking is geen alleenrecht van de nazi-wereld.
Aan het begin van de 18de eeuw groeide de gemeenschap weer en kreeg meer rechten van Jozef II. Tussen beide wereldoorlogen leefden zo’n 200 000 joden in de Wenen waaronder grote namen als Mahler, Freud, Wittgenstein, Kokoschka, Loos, Kraus…
In die tijd waren maar liefst 123 van de 174 redacteursposten bij dagbladen in handen van joden. Voeg daarbij de zakenlieden, bankiers en geldschieters, mecenassen… en je hebt wellicht een aantal doornen in het oog van de extremisten.
In de Michaelerkirche vind je een gedenkkapel voor de Oostenrijkers die in 1938 (ja, zo vroeg al) naar Dachau werden afgevoerd… waaronder de burgemeester van de stad. Politiek gezien was het interbellum ‘de rode periode’ waarin de socialisten het bestuur in handen hadden. Ook de zonen van de in Sarajevo vermoorde kroonprins Franz Ferdinand (aanleiding tot WO I) gingen op transport naar Dachau.

Café Griensteidl © Scriptor
Buiten sta ik nog even stil bij café Griensteidl, de pleisterplaats van Carl Kraus en Joseph Roth, om dan de Herrengasse in te slaan richting Central Café. Als ik daar aankom laat de ober mij niet binnen. Ik kijk hem verbijsterd aan als hij zegt dat het sluitingstijd is. In welke wereldstad gaan cafés dicht tijdens de middagpauze  Wenen is een traditionele stad maar dit is wel een vreemde traditie. ‘Even een blokje om en straks terugkomen’, denk ik, ‘want dit is een must’.


Waar de hersens knetterden…
Café Central: kun je kiezen uit zoveel gebak ?
© Scriptor
Wat Berlijn was in de jaren ’20, Parijs in de jaren ’50, New York in deze tijd, was Wenen rond het jaar 1900: een culturele en intellectuele voedingsbodem.
In de beroemde Kaffeehäuser ontmoetten schrijvers, schilders, psychologen, filosofen en muzen elkaar. Freud, Klimt, Kokoschka, Wittgenstein, Zweig, de vileine criticus Karl Kraus, de architecten Otto Wagner en Adolf Loos… en vele anderen gingen er met elkaar in discussie.
Deze hemelbestormers zorgden voor een breuklijn tussen de Habsburgse ‘look en feel’ enerzijds en de moderne tijd, anderzijds.
Of toch het geestelijke voedsel ?
© Scriptor
Mits enige verbeelding kun je in het authentieke Café Central zelf in gesprek gaan met de rondwarende geesten van eertijdse klanten.
Hét boek over die opwindende periode is Fin de siècle Vienna van Carl Schorske, helaas niet meer bestelbaar.


Vijftig meter verder bots ik op de Schottenkirche, steek mijn hoofd naar binnen en zie een hek voor mijn neus dichtgaan. ‘Entschuldiging’, zegt de geestelijke, ‘geschlossen’. Ik ben sprakeloos. 

De Schottenkirche: plaatje door het binnenhek heen geschoten
© Scriptor
Aan het eind van de Herrengasse loopt een trap naar een hoger gelegen wijkje. Ik draai en keer wat en vind uiteindelijk het Pasqualati-huis, een apartementencomplex waar Beethoven een aantal keer enkele kamers huurde.

Pasqualati-huis © Scriptor
De verhuiskoorts van Beethoven
De biografie van Jan Caeyers
(zie binnenkort op mijn boekenblog)
Beethoven zou zo’n tachtig keer in zijn leven verhuisd zijn. Dat zou komen door zijn doofheid die voor conflicten zorgde met zijn buren. In Wenen en omgeving zijn wel veertig huizen te vinden waar de componist gewoond heeft. Hij verbleef vaak in het Wienerwald waar de natuur hem inspireerde, bijvoorbeeld bij het schrijven van de Eroica.

Terug bij Café Central staat de deur wagenwijd open. Het interieur in 19de eeuwse Venitiaanse neo-gotiek (de art nouveau is schatplichtig aan deze stijl) is goudkleurig-warm en helemaal in zijn oude luister hersteld. Stamgasten waren Stefan Zweig, Leon Trotski en Carl Kraus. De schrijver Peter Altenberg gaf dit café als officieel adres op. Dat deden overigens meer mensen met hun favoriete koffiehuis. Vereeuwigd in brons zit Altenberg nu voor altijd aan hetzelfde tafeltje… Ik bestel er een Amadeus, een capuccino met een scheutje likeur.

Peter Altenberg voor altijd in Café Central
© Scriptor

En dan moet er weer gestapt worden. In de straat die naar het imposante Burgtheater loopt, palaver ik wat met een slecht ziende man – het is merkwaardig hoe vaak ik aangesproken word door Wieners/Oostenrijkers die me de weg vragen – en loop dan de schouwburg binnen. Wie in het Burgtheater speelt, heeft het helemaal gemaakt. Hier speelde onder meer Klaus Maria Brandauer, bekend van de film Mephisto. Het programma is klassiek, van Tolstoi tot Shakespeare. De plafonds in het monumentale trappenhuis zijn van de jonge Klimt.
Naast het Burgtheater ligt café Landtmann: hier kwam Freud zijn krant lezen.

Interieur Burgtheater © Scriptor
Burgtheater naast café Landtmann © Scriptor

En dan is het nog even flink doorwandelen langs de ring tot aan de Maria Theresiaplatz waar de chauffeur ons zal komen ophalen. In het midden staat een reusachtig monument met een pontificaal aanwezige ‘moeder des volks’. Aan haar voeten staan veldheren, staatslieden, de Nederlandse privé-arts Van Swieten, en haar lievelingscomponisten Hayden, Gluck en Mozart.

Op de terugrit bedenk ik dat de voet het, tegen alle regels van rust en behandeling in, beter maakt. Ik kan er weer volop op steunen en zo de achillespees ontspannen.

Omhoog kijken levert altijd wat op © Scriptor
De dag waarop we het Wienerwald verlaten belooft geen Badewetter, wel integendeel. We rijden richting Donau. In Krems (dat in de middeleeuwen belangrijker was dan Wenen) nemen we de boot. Het water kleurt donker en boven ons pakken inktzwarte wolken samen. Van hier tot Melk is de rivier op z’n mooist, met ruige oevers en soms steile rotswanden. Wat verderop ligt Dürnstein. De knalblauwe kerktoren is al van ver te zien: hij is met smalt bewerkt, fijngemalen kobaltglas dat door witte kalk werd gemengd. Om het oude stadje te sparen is er voor het doorgaande verkeer een tunnel onder de rotsen aangelegd. Boven Dürnstein ligt de burchtruïne waar Richard Leeuwenhart – koning van Engeland en gerenomeerd kruisridder – in de 12de eeuw gevangen zat. 

Dürnstein : blauwe toren en burcht © Scriptor

Tot dan hebben de weer- en fotogoden ons respijt gegeven. Plots gaan er regengordijnen open en jagen windstoten ons van het dek.
In Spitz kruipen we rillend in de bus die ons naar Melk zal brengen. Onderweg vangt mijn blik een tweede kasteelruïne, die van Agstein. Dit voormalige roversnest ligt strategisch op een 250m hoge rots die uitkijkt over een Donaubocht. De piraten hadden de gewoonte om kettingen in de rivier aan te leggen. Zo strandden de boten en zat er voor de handelaars niets anders op dan een flinke som losgeld te betalen.


De abdij van Melk
© Scriptor
 Op 85 km van de hoofdstad aan de oevers van de Donau ligt de mooiste barokabdij van Oostenrijk. Sinds Umberto Eco haar als inspiratiebron voor ‘De naam van de roos’ heeft gebruikt, is ze alleen maar beroemder geworden. Liefhebbers van geschiedenis wisten al eerder dat dit klooster een cruciale rol heeft gespeeld als pleisterplaats in de tijd van de kruisridders. Maar er is meer: eeuwenlang was Melk een belangrijk religieus, wetenschappelijk en cultureel centrum. In de bibliotheek worden kostbare manuscripten bewaard.
De abdij is een voorbeeld van een gesamtkunstwerk, een voorbeeld van het optimaal samengaan van architectuur, schilderkunst en beeldhouwkunst… een kenmerk van de barok.


In Melk soppen we door de plassen en trekken spurtjes naar warm ogende etablissementen die de innerlijke mens kunnen versterken.

Gelukkig speelt het laatste bezoek van deze reis zich binnen af. De abdij blaast me van mijn sokkel. Ze is prachtig gerestaureerd… voor het onmetelijke bedrag van 22 mio €, waarvan enkele miljoenen aan bladgoud opgingen. In de bib met zo’n 1800 oude manuscripten (oudste=9de eeuw) die in hun banden staan te blinken probeer ik me de monniken-scribenten voor te stellen, aan hun lessenaartjes met krassende pennen. Achter de openstaande deur loopt een sierlijke wenteltrap naar twee leeskamers die niet toegankelijk zijn voor het publiek. Hé… had Eco ook geen wenteltrap bedacht die van de bib naar de plaats van het onheil ging?

Kostbare boeken in de bib van Melk
© Scriptor
Op het terras voor de bib kijk je wijds over de Donau uit. Maar vandaag ziet het panorama er grauw en mistig uit. Van deze laatste dag hou ik slechts een handvol foto’s over. Binnen mag er niet geflitst worden. Hier en daar probeer ik stiekem een kiekje te maken waarbij ik meer dan eens op de vingers wordt getikt.

Toch eindigt deze dag in stijl. Als de kerkdeur opengaat komt er een verbijsterde ‘Wat is dat?’ uit mijn mond. Ik had de mooiste Europese barokkerken toch al gezien in Beieren??

Op de Sint-Pieter na, dan. Dit is geen kerk maar een kathedraal. Goudgeel, oker, oranje, lichtend grijs en een streepje groen vormen een symfonie van warme kleuren. Ik weet dat ik moet kijken om te onthouden maar mijn netvlies kan de lawine van indrukken niet aan. Op zo’n plek zou je vaker moeten kunnen terugkeren om telkens in te zoomen op enkele vierkante meter en je ogen op tijd dicht te doen.


Reizen om terug te keren

Het Gloriette in de tuin van Schönbrunn © Scriptor

Elke reis kent zijn grenzen. Zelfs als je veel gezien hebt, heb je nog meer niet gezien. Maar het idee van ongeziene pareltjes is nog nooit zo uitgebreid geweest als op deze reis. 

Je komt niet terug uit Parijs of Barcelona met de gedachte dat je maar de helft van de grote bezienswaardigheden gezien hebt. Wenen is een ander verhaal… toch voor de echte liefhebbers.

Het Zentrallfriedhof met de graven van de componisten, hun huizen/musea in de binnenstad, het Freud-huis, de hele wijk rond de Hohermarkt, de Judenplatz en de synagoge, de Beethoven-fries in het Sezessions-huis, de andere historische koffiehuizen… teveel om op te noemen.

Waarom moet een mens zoveel thuisblijven?

En de voetzolen? Die hadden nog bijna twee weken nodig om helemaal dicht te groeien. Maar wat maakt het uit? Aan het eind van een reis telt alleen de winst…



(mei 2011)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten