Dit blog is bedoeld voor familie en vrienden maar anderen mogen meegenieten...
De oudste verslagen zijn vrij summier en bevatten geen eigen foto's.

20 juni 2012

Normandië

Van brandstapel tot wereldbrand

Musée Jeanne d'Arc Rouen: de heldin op de brandstapel
© Scriptor

Een haastboeking heeft me de laatste vrije plaats in de bus naar Normandië opgeleverd. Deze keer zit ik helemaal achteraan maar wel aan het raam. Na jaren van voornamelijk reizen rond de Middellandse-Zee, probeer ik dit jaar een aantal dichtbijtrips op het programma te zetten, een kwestie van de blinde vlekken een beetje op te vullen.

Op het vertrekuur werpt de zon breekbare stralenbundels door het wolkendek maar het weerbericht geeft vertrouwen. De bus-cd speelt Franse schlagers: Michel Fugain belooft ons ‘une belle histoire’. Naast mij zit Luc die toeristen door Brugge gidst en aan de andere kant van het gangpad zijn vrouw An en kleine Jeroen. Reisleidster Brigitte heeft Normandische roots maar praat met een lijzige Limburgse tongval. In deze menselijke omgeving kan ik wel gedijen.

Het reisboek

Buslectuur moet niet te zwaar zijn. Ook al omdat Brigitte vaak haar eigen boekje opendoet...
Cees de Reus neemt me mee op zeiltocht over de wereldzeeën. Zeven jaar lang woonde hij met zijn vrouw op een boot. Bij de namen Paaseiland, Pitcairn (Mutiny on the Bounty), Bora Bora en de Markiezen loopt het figuurlijke speeksel uit mijn mond. Maar er zijn ook héél donkere kanten aan het leven aan boord: de motor die uitvalt op volle zee of een zware storm op weg naar Pitcairn (Hoeveel verder kun je van de bewoonde wereld vandaan zijn?). Een onverwachte entering door de drugsbrigade is ook niet echt iets om naar uit te kijken.

In de verte zien we Cambrai liggen, de universiteitsstad waar Erasmus - die ook even in Brussel verbleef - ooit studeerde. Als de velden groot en goudgeel worden, zijn we al bijna in Normandië. Dit wordt geen eindeloze busdag: we trekken enkele uren uit om Rouen te bezoeken en houden nog tijd over voor de lunch.

Heeft Jeanne d’Arc echt bestaan?
Musée Jeanne d'Arc Rouen © Scriptor
Over Jeanne d’Arc doen verhalen met veel versies de ronde. Historici lijken er niet uit te geraken. De allergrootste sceptici menen zelfs dat ze niet bestaan heeft maar dat de strijdbare figuur een man was, een bastaardzoon van de koning. Het is ook moeilijk te geloven dat in een vrouwonvriendelijke tijd iemand als Jeanne een natie en een leger op sleeptouw kon nemen.
Maar de versie van de heldin spreekt het meest tot de verbeelding en lijkt het daarom nog steeds te halen… Tijdens de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk wordt Jeanne gevangen genomen door de Bourgondiërs die de kant van Engeland gekozen hebben. In Rouen, een Engelsgezinde stad, wordt ze berecht door een kerkelijke rechtbank. Die kon haar van ketterij beschuldigen - het weglopen van huis en dragen van mannenkleren was daarvoor al voldoende - en er zo voor zorgen dat ze in 1431 op de brandstapel terechtkwam. In 1456 werd haar proces nietig verklaard, veel later werd ‘la fille au grand coeur’ zelfs heilig verklaard. In Frankrijk claimt politiek links én rechts haar als symbool.


Even pauzeren in café Jeanne d'Arc © Scriptor

Mijn vrije tijd besteed ik vooral aan het bezoeken van het kleine maar interessante Jeanne d’Arc-museum. Er is een maquette te zien van de burcht waar ze gevangen zat (aan de buitenkant van het centrum kun je de enige overblijvende toren zien) en de scènes van haar strijd, veroordeling, gevangenschap en dood worden uitgebeeld door wassen poppen in historische decors. Er zijn ook tal van officiële documenten te zien, onder meer het vonnis van de kerkelijke rechtbank (Heeft ze dan toch echt bestaan??) en brieven die ze gedicteerd heeft aan monniken (Het boerenmeisje kon zelf niet schrijven). Ik zie haar naam als Jehanne geschreven.

Een eindje verder ligt het geboortehuis van Corneille, de dramaturg uit de 17de eeuw die tragedies schreef met helden in de hoofdrol. Snel een kiekje maken… Om naar het Flaubert-huis te gaan is er helaas onvoldoende tijd.

Place du Vieux Marché © Scriptor

Omdat Brigitte een onuitputtelijke kennis heeft, besluit ik de wandeling langs de belangrijkste bezienswaardigheden met de groep te doen. Geen probleem voor de voeten vandaag: de zeteltjes-sandalen zijn oerbetrouwbaar. We staan eerst even stil op het centrale plein waar een gedenkteken is op de plaats waar Jeanne’s lichaam in brand stond. Rond deze Place du Vieux Marché vind je vakwerkhuizen uit de 16de-18de eeuw.
De 16de was voor Rouen een gouden eeuw. Zeevaarders gingen op zoek naar wingewesten en kooplieden werden rijk. De lakenstad schakelde over op de productie van zijde en zilver-en goudlaken.

Rouen, vakwerkhuis
© Scriptor
In dit soort huizen werd veel eik verwerkt, een duurzaam en makkelijk te bewerken materiaal.
De zuid- en westgevels, die veel regen te verduren krijgen, zijn bedekt met leisteen.

Ook het justitiepaleis in renaisancestijl dateert uit die periode. In de middeleeuwen stond hier een Hebreeuwse universiteit… met een herkenbaar verhaal. De joden werden beschuldigd van het verspreiden van de pest en verjaagd uit de stad. Vlak tegenover het mooi gerestaureerde paleis met grappige waterspuwers staat een rijtjeshuis waar de munitie-inslagen van WO II nog te zien zijn.

Kogelgaten © Scriptor
Tussen andere vakwerkhuizen door lopen we tot bij de kathedraal. Beide torens tonen een verschillende bouwstijl, een bewijs dat kathedralen niet in een handomdraai gebouwd werden. De reden van die langdurige projecten was meestal een gebrek aan geld. De rechter toren wordt de botertoren genoemd: die werd gesponsord door in de vastentijd een belasting te heffen op boter en room… een typisch katholieke sjachermethode. Zoals katholieken ook mogen zondigen op voorwaarde dat ze gaan biechten en er een vagevuur bestaat, zo mochten de (rijke) burgers tijdens de vasten boter en room eten op voorwaarde dat ze er extra voor betaalden. Geen protestant die zo denkt!

Kathedraal van Rouen © Scriptor

Tijdens WO II werden hele stadswijken verwoest en ook de kathedraal ontsnapte niet aan de ravage. Binnen loopt een fototentoonstelling van de ramp en de wederopbouw. In een andere zijbeuk is er een grafmonument van Richard Leeuwenhart (De man die we ook tegenkwamen in Dürnstein). Zijn hart is in de crypte begraven. De rest van zijn lichaam is bijgezet, aan de voeten van zijn ouders, in de Abdij van Fontevraud in Anjou. (Het verspreid begraven van ingewanden en de rest van het lijk was een gewoonte die je ook bij andere vorstenhuizen, zoals de Habsburgers, aantrof. Ook binnenkort in Dresden zal ik een gelijkaardig verhaal tegenkomen.) Deze hertog van Normandië is een nazaat van Willem de Veroveraar die later in dit verslag zal opduiken.

Expo: de ravage na de Tweede Wereldoorlog
© Scriptor

Richard Leeuwenhart (afbeelding 12de eeuw)

Hertog van Normandië was een titel die door verschillende Franse en Engelse heersers uit de 10e eeuw tot de 12e eeuw is gedragen.
Het hertogdom Normandië werd in 911 opgericht door de Viking-leider Rollo.
Leeuwenhart ging natuurlijk ook de geschiedenis in als één van de leiders van de derde kruistocht (1189 – 1192) waarbij co-aanvoerder Frederik Barbarossa de verdrinkingsdood stierf.

Tegenover de kathedraal ligt het oudste renaissancehuis van de stad. Hier had Claude Monet een hele tijd een atelier. Met het oog op zijn serie van 30 doeken met de kathedraal als onderwerp, bestudeerde hij er van de ochtend tot de avond het licht. Impressionistische schilders probeerden een momentopname te maken.

Kathedraal geschilderd door Monet
© sipazigaltumu
Vandaar lopen we via vakwerkhuizen en een art deco-pand naar een binnenplein met een vreemdsoortige sfeer. Aan de gebouwen rondom hangen dreigende versieringen zoals doodshoofden en beenderen. We raden snel dat hier vroeger een kerkhof was… voor pestlijders. Dit 16de eeuwse L’aître (atrium) Saint Maclou is nu een academie voor schone kunsten.

Le Grand Horloge © Scriptor

Het orgelpunt hebben we bewaard voor de terugweg. In de voetgangerszone hangt Le gros horloge, een 14de eeuws stadsuurwerk… met één wijzer uit een tijd waarin minuten (en prikklokken) nog geen rol speelden.
Het was vooral bedoeld voor kooplieden die in de stad aankwamen.
Vlak onder de cijfercirkel zit er een doorschuivend dierenpictogram dat de dag van de week aangeeft. Weinigen konden lezen. Bovenaan staat een bol die van grijs naar zwart kleurt en zo de stand van de maan aangeeft.

Rue du Grand Horloge © Scriptor
Vanuit Rouen is het nog zo’n 2 1/2 uur rijden tot Vire, een provinciestadje dat op een granieten rots ligt. Jeroentje geeft geen krimp. Hij speelt al de hele dag computerspelletjes, een beetje tot ongenoegen van mama An die ‘Een bruid in de morgen’ van Claus leest. Als we uitstappen lijkt hij fitter dan de volwassenen.

Hotel Saint Pierre © Scriptor
Na het inchecken in hotel Saint Pierre ben ik toe aan een wijntje in de bar. De lokale schildersgasten aan de toog raken niet uitverteld over de doorgang van de Toure nkele dagen geleden: Wie heeft wie gezien op televisie? Hoe moeilijk was het om een goeie plek te versieren langs het parcours? En iemand heeft een dvd gemaakt… de liefhebbers moeten zich maar melden.

Wie tv keek, zoals ik, zag luchtbeelden van het stadscentrum met de oude klokkentoren en strak getekend stratenplan. Dat laatste kwam er wellicht na de bombardementen tijdens de oorlog. Het wordt langzaam duidelijk welke ravages er in héél Normandië zijn aangericht. De volgende dagen zal de tabula rasa alsmaar meer vorm krijgen.

In de vernieuwde kamers heb ik een heerlijk bed waarin ik winterslaap-achtige uren beleef. Alleen rinkelt de wekker, zoals op elke reis die geen vakantie is, iets te vroeg… nou ja, véél te vroeg.

Een heilige berg, 152m boven zee
© mondopiccolo
De geschiedenis van kerken en kloosters begint vaak met een visoen. In de 8ste eeuw verscheen Sint Michaël in de dromen van bisschop Aubert in het naburige Avranches.
Op verzoek van de aartsengel bouwde hij een kapel tegen de helling van de Mont.
Michaël speelt een bijzondere rol in het leven de middeleeuwse gelovige die het hiernamaals vreest. De aartsengel voert immers de doden weg en weegt de zielen op de dag van het laatste oordeel.
In 966 kwamen 30 Benedictijnermonniken op de berg wonen en een eeuw later werd begonnen met de bouw van een romaanse abdij die nadien afbrandde. In de eeuwen daarna verrees het gotische godshuis dat we nu zien. In 1790 werden de liederlijk levende monniken verjaagd en de bastille de la mer een staatsgevangenis. Tijdens WO II gebruikten de Duitsers de kloosterberg als uitkijkpost. Op dit moment wonen er opnieuw Benedictijnen.

‘s Anderendaags lijkt het of we in een andere klimaatzone beland zijn. De deugddoende warmte heeft plaats gemaakt voor een loodzware lucht die als een oververzadigde natte dweil over het land hangt. Dit is de dag waarop we van de wijdse vergezichten op de Mont Saint Michel gaan genieten!

Het wad rond de berg is in de loop der tijden flink aangeslibd. Er groeien zoutplantjes en er grazen schapen. Door het zout zou het vlees een unieke en gegeerde smaak hebben. Alleen bij springvloed – twee dagen voor en na volle én nieuwe maan – wordt de Mont helemaal door water omringd. De dam voor het gemotoriseerde verkeer blijft wel droog.

Uitzicht vanop de Mont Saint Michel: een gordijn van regen
© Scriptor
Als we uit de bus stappen regent het pijpenstelen, zien we geen hand voor ogen en soppen we door de plassen in de richting van de ‘hoofdstraat’ die om de rots heen kronkelt. Elk van ons gaat op eigen ritme naar boven want de weg is steil en glibberig.


La mère Poulard
© Scriptor
Rond 1874 runden Annette en Victor Poulard aan de voet van de klim het eethuisje Tête d’Or. Als de pelgrims al lopend of te paard de gevaarlijke oversteek gemaakt hadden, snakten ze naar een maaltijd. Om de eerste honger te stillen bakte Annette een omelet dat haar een wijd verbreide culinaire reputatie bezorgde… wellicht versterkt door de van honger hallucinerende geesten van haar gasten. Haar pleisterplaats is nu een ***hotel.

Rechts van de ingang van het abdijcomplex ligt de aalmoezenierszaal waar de pelgrims
sliepen en de armen een aalmoes kregen. 90 trappen verder kom je uit op het grote terras voor de abdijkerk. De Bretoense kust en de Chausey-eilandjes, die het graniet voor de abdij leverden, zijn in de mist opgegaan.

© iursu

Kerk Mont Saint Michel © Scriptor

In de kerk kun je nog romaanse vensters en houten tongewelven zien, het koor is gotisch. Er worden nog steeds erediensten gehouden. Ernaast ligt de 13de eeuwse kloosterhof, die lijkt opgehangen tussen hemel en aarde. In de galerij met ranke zuiltjes en meditatief uitzicht op de vlakte beneden, draaiden de monniken al biddend hun rondjes. Door gewelfde gangen en over talrijke trappen die het karakter hebben van een middeleeuwse burcht daal je verdieping na verdieping naar beneden. Er is nog een refter, een crypte, een ontvangstzaal voor hoge gasten zoals de Franse koningen… en een houten rad dat diende om bouwstenen en andere voorraden omhoog te takelen, een werkje dat een tijd lang door gevangenen gedaan werd.


Mont-Saint-Michel-au-péril-de-mer
Kloosterhof © Scriptor
In de middeleeuwen trokken bedevaartgangers uit heel Europa naar de kloosterberg, de pelgrimsstaf in de hand, zingend achter het vaandel van aartsengel Michaël (die staat te blinken op de kerktoren). Al in de 12de eeuw waren er herbergen en winkels op de Mont.
Veel pelgrims zijn omgekomen op het wad, verrast door de mist of de vloed, of weggezonken in het drijfzand. Zo ontstond de naam Mont-Saint-Michel-au-péril-de-mer.

Op weg naar beneden kom ik in een zondvloed terecht, de straf voor ongelovigen. De trappen zijn in watervallen veranderd. Golfjes nattigheid kletsen tegen de achterkant van mijn jeans en regenstriemen doen hun werk aan de voorkant. Als dit geen heuvel was zou de brandweer moeten uitrukken. In een mum van tijd is mijn lange regenjas aan de binnenkant nat. Rondkuieren is er niet bij. Om de resterende vrije tijd te overbruggen duik ik een restaurantje binnen waar je eerst betaalt en dan eet (ongastvrijer kan niet), de kost bovendien slecht is en de ober vergeet dat hij een mens voor zich heeft. Een toeristische plek, heet dat. Vandaag zou je het niet zeggen maar de berg trekt 3 miljoen bezoekers per jaar.

Gelukkig is de bus lang voor het vertrekuur open en verwelkomt chauffeur Marc mij met: ‘Ik heb de verwarming al opgezet’. Heerlijk! Even later zucht Jeroentje’s mama: ‘Ik zou nu liefst naar het hotel teruggaan om andere kleren aan te trekken’. En ik hoor dat het café waar Brigitte ging schuilen - met een open voorkant - ontruimd moest worden.

Als we wegrijden zet Marc ‘Singing in the rain’ op en zegt troostend in de microfoon:  ‘De Mont Saint Michel met watervallen, dat heeft niemand anders gezien… en zonder bij te betalen!’

Ik wil hier nog wel eens terugkeren, bij een zonsop- of -ondergang die, zoals de reisgidsen beloven, magisch is. Zonder toeristen maar met de schaapjes en de kokmeeuwen met hun rode snavels en poten.

Op de boerderij © Scriptor
Op naar de degustatie bij boer Jacques Daunay! Als we op de boerderij aankomen begint het langzaam op te klaren. We krijgen een iets te lange technische uitleg bij het productieproces van cider, pommeau en calvados, geestrijke dranken die Jacques enkele wedstrijdmedailles hebben opgeleverd. Ik dwaal wat a-sociaal over het erf en maak enkele leuke foto’s. Je hoort hier de stilte… Maar afgelegen wonen heeft ook een andere kant: ‘s winters kun je insneeuwen en de bakker en de huisarts wonen niet om de hoek.


Idyllische rust
© Scriptor

Op weg naar huis genieten we van het verrassende bocage-landschap (ook coulisse-landschap genoemd), kleine percelen die afgebakend zijn door hoge heggen, dichte struiken of bomen. Gedurende de hele reis zal ik onvermoeibaar naar buiten kijken, want, zoals Marc het ooit van een reiziger-professor hoorde, ‘er zijn wel 300 kleuren groen’. Bovendien ben ik gefascineerd door de eindeloos variërende vormen van al dat hout en gebladerte. Ik zie de meest vreemdsoortige bomen waaronder ‘slachtoffers’ van de maretak, een woekerplant die bollen vormt in de oksel van een tak en de boom langzaam laat afsterven. Deze halfparasiet heeft blijkbaar een voorkeur voor populieren en appelbomen.

Dit is ook het parcours van de recente tourrit naar Lisieux. Wielerliefhebbers zijn creatief bezig geweest met in elkaar geknutselde fietsen die nog aan verkeersborden of in bomen hangen.


Dag drie brengt ons naar het schiereiland Cotentin. In dit bijna vlakke land, doorsneden door riviertjes, komen trekvogels overwinteren. De Duitsers maakten gebruik van de sluizen om het gebied strategisch onder water te zetten. Voor milieuactivisten is de Cotentin verbonden aan de opwerkingsfabriek van La Hague.

Ook helemaal bovenin, maar uit het zicht van het nucleaire complex, ligt de havenstad Cherbourg. De laatste dreigende wolken worden weggeblazen door de zeebries. Hier wacht ons een spannend moment. We gaan afdalen in de buik van de grootste publiek toegankelijke kernonderzeeboot: Le Redoutable. Hij is 128 meter lang, weegt 8000 ton en had 16 kernraketten aan boord. De boot werd te water gelaten in 1971 en heeft twintig jaar gevaren.

Atoomduikboot ‘Le redoutable’ © Scriptor
Diverse stoomturbines stuwen hem voort en zorgen ook voor de stroomvoorziening en de zuurstof aan boord. Als gevolg van de hogere geluidsproductie zijn kernonderzeeërs makkelijker op te sporen dan gewone onderzeeboten. Daarom probeert men het geluid te dempen, onder meer door veel olie te gebruiken in de machinekamer. De verdere technische uitleg van de audiogids gaat mijn petje te boven. Ik hoor nog iets over het inkrimpen van het schip terwijl het zinkt en zie vreemdsoortige koperen trompetten, telkens twee die met de open kant naar elkaar staan. De binnenkant van de romp is een enorm ingewikkeld kluwen van meettoestellen, buizen, kranen, slangen, kabels, schermen, hermetische deuren, ijzeren loopbruggetjes… We zien de bestuurscabine en natuurlijk ook de kooien, de keuken en de eetzaal, allemaal krap van oppervlakte. Even komen de beelden van de Koersk boven…

Trompetten als intern communicatiesysteem
© Scriptor

Bestuurscabine © Scriptor
Vlak naast Le redoutable ligt het museum Cité de la mer, boeiend voor schoolkinderen en mensen die niet durven te duiken maar wel aangetrokken worden door de tropische onderwaterwereld. Ik kijk mijn ogen uit naar zoveel miniatuurwezens die niet alleen door hun kleurschakeringen maar ook hyperverfijnde vormen tot de wonderen der natuur behoren.

Diepzeeduiken in Cherbourg
Duiker in het grote aquarium
© Scriptor
In het oceanisch museum Cité de la mer kun je in het 11m diepe aquarium het zeeleven van deTahiti-archipel bewonderen. Er zitten zo’n duizend vissen in allerlei vormen en kleuren in. Er zijn ook enkele kleinere aquariums met even spectaculaire bewoners.
In de ontvangstruimte zie je kleine duikboten die ingezet werden voor wetenschappelijk onderzoek. Wetenschap is vaak gelinkt aan politiek. Zo is er de Russische MIR die in 2007 op 4 261m onder de noordpool een titaniumvlag neerplantte om aan te duiden dat de zeebodem daar verbonden is met het Siberische plateau. Dat kan interessant zijn met het oog op het smelten van het poolijs en het ontginnen van de grondstoffen in de bodem.

Ik meen pijlstaartroggen, zeepaardjes, zeeslangen, wellicht pyamavissen… te zien. De allermooiste diertjes kan ik geen naam geven. Er zijn mauve visjes die rond identiek gekleurde rotsen zwemmen. Je zou er Darwinist van worden. Fascinerend zijn ook de organismen op de bodem die zachtjes wuiven alsof er een ventilator in het aquarium staat.

Weetje
Schaakpartijen met een lengte van 100 of meer zetten worden ook zeeslangen genoemd.

Als ik op een muurtje zit te wachten op het vertrek van de bus, komt een fotograferende medereizigster naast me zitten en krijg ik een korte fotoles. Ze leert me onder meer de horizontale en verticale lijnen op mijn schermje beter te gebruiken. Altijd fijn om iets van iemand te leren!

Langs de zand- en rotskust met ingesneden baaien rijden we opnieuw naar het zuiden. Marc houdt het gaspedaal wat in zodat we uitgebreid kunnen genieten. Impressionistische wolkensluiers en difuus licht dragen bij aan het weg-van-de-wereld-gevoel. Wat later draaien we landinwaarts en zien oeroude kerkjes en rustieke huizen in een bed van groen en overal aanwezige hortensia’s. In de grotere boerderijen waren indertijd de Duitsers ingekwartierd.



En dan staat de tweede proeverij op het programma. Enkele kilometers verderop ligt het oesterplaatsje Saint-Vaast-la-Hougue (spreek uit Va). In de kwekerij krijgen we weer een erg lange uitleg, voor mij mag het iets minder zijn. Ik ga buiten bij een waterbad met oesters zitten en krijg het gezelschap van de donkere vader van de tweede pagadder die met ons meereist. Altijd nieuwsgierig naar culturele identiteiten, vraag ik hem waar hij vandaan komt. ‘Egypte’, zegt hij. ‘Ik ben acht jaar in België.’ Omar heeft een vrij uitgebreide woordenschat. We hebben het over de Arabische lente en hij vertelt me over de moeilijke levensomstandigheden in zijn moederland: een galopperende inflatie, corruptie en slechte scholen behalve het privé-onderwijs maar dat is alleen voor de happy few.

Karim en Jeroen bij het oesterbad © Scriptor

Karim, die verbroederd heeft met Jeroen, zegt tegen zijn maatje: ‘In oesters zitten parels maar dan moeten de oesters wel groot zijn.’ Vijf jaar… met zijn ontwikkeling zit het wel snor.

Omar, mama en Karim proeven oesters © Scriptor
Bij het proeven zit ik bij hen aan tafel. Tot mijn verwondering vind Omar de weekdiertjes lekker. Ik vind ze te zout en te zuur. Niet mijn pakkie an. Het glaasje wijn laat hij dan weer aan zich voorbijgaan. Leven en laten leven is synomiem van vrede.

Voor het laatste bezoek van de dag rijden we zuidwaarts naar Sainte-Mère-Eglise, een stadje dat heel toevallig in de geschiedenisboeken terecht is gekomen.

Een hachelijk avontuur !
Sainte-Mère-Eglise,
kerk met parachute... © Scriptor
Ten westen van de landingsstranden ligt het plaatsje Sainte-Mère-Eglise. In de nacht van 5 op 6 juni werden er 15.00 Amerikaanse parachutisten gedropt... achter de Duitse linies. Zij moesten de vijand de pas afsnijden en een verbinding maken met de andere gelande troepen in het oosten.
Voor parachutist John Steel werd het een hachelijke onderneming: hij bleef haken in het zadeldak van de kerk. Een Duitse soldaat haalde hem twee uur later naar beneden en nam hem gevangen. Gelukkig werd de streek en hijzelf snel bevrijd. Sindsdien hangt er permanent een parachute aan de kerktoren.
...en één van de vele gedenktekens
© Scriptor
Bij het raadhuis staat een gedenkteken dat vermeldt dat Sainte-Mère-Eglise de eerste bevrijde stad aan het westfront was.


De O-paal © Scriptor

Voor het raadhuis staat de O-paal, het beginpunt van de Voie de la Liberté waarover de tanks van generaal Patton doorstootten naar Bastogne.

In de bus heeft Jeroentje het over ‘een nijlpaard’ i.p.v. ‘een mijlpaal’. Het is een grote-mensen-reis maar toch lijkt hij zich te amuseren. Beide jongetjes zijn voorbeeldig, geen gezeur, geen lange gezichten.
De volgende dag is het 14 juillet. ‘Ik hoop dat ze ons morgen niet met de Marseillaise wekken’, grijnst buurman Luc als we Vire opnieuw binnenrijden.
Voor alle zekerheid neem ik de hoorn van de telefoon. De eigen zoemer zal wel volstaan. Als het vuurwerk knalt ben ik al in dromenland.

Pointe-du-Hoc © Scriptor

Op dag vier trekken we de lijn van WO II door. Het wrede verhaal van Pointe du Hoc had ik al in de reisgids gelezen. Vanop deze hoge rots aan zee konden de Duitsers de omgeving – zoals de landingsstranden – met kanonnen bestoken. Die commandopost moest dus uitgeschakeld worden. De rots werd eerst beschoten vanop oorlogsschepen. Daarna klommen soldaten in ware doodsverachting met ladders en ander klimmateriaal tegen de steile wand op. Na drie dagen van zware gevechten kwam er hulp van Amerikaanse tanks.

Heldenmoed op Pointe du Hoc

Kraterlandschap en gedenksteen © Scriptor



Het terrein is in zijn oude staat bewaard gebleven: kapotgeschoten bunkers, grote bomkraters, prikkeldraad… maken meer indruk dan welk museum ook.

Pointe-du-Hoc © Scriptor
Enkele kilometers verderop houden we halt op het uitgestrekte Amerikaanse kerkhof van Colleville-sur-Mer. Mochten de tienduizend doden niet dood zijn, dan hadden ze kunnen genieten van een wijds uitzicht over zee. Het veld ligt er spic-en-span bij alsof elk grassprietje wekelijks gekamd en gewassen wordt. Op de witte stenen is geen vuiltje te vinden… de trots van een natie over de dood heen. Amerikaans is de voertaal tussen de graven.
Jammer dat we geen tijd hebben om in het bezoekerscentrum de film te gaan bekijken over vijf soldaten die in deze streek het leven lieten.

Collleville-sur-Mer © Scriptor

Amerikaans kerkhof
Colleville-sur-Mer
© Scriptor

Joods graf © Scriptor
Een eenzame roos van een achterblijver
© Scriptor

Op weg naar de landingsstranden wijst Brigitte ons op de Normandische koeien met de zwart omrande ogen. Het lijkt alsof ze een bril op hebben.

Jarenlang werd de landing verwacht maar toch was het geloof erin niet erg sterk. De Duitsers konden zich niet voorstellen dat een troepenmacht zonder een grote haven achter zich, kon bevoorraad worden. De mislukte slag om de havenstad Dieppe in 1942, waarbij duizenden geallieerde soldaten omkwamen, lag immers nog in het geheugen. In het voorjaar van ’44 vertrok Rommel naar Duitsland om tactische besprekingen te voeren en de verjaardag van zijn vrouw te vieren. Hij wist niet dat er in Engelse fabrieken al maandenlang koortsachtig gewerkt werd aan de fabricatie van reusachtige betonnen blokken (61m lang, 15m breed) en pontons. De afwezigheid van de meesterstrateeg wordt algemeen gezien als een geweldige meevaller. Kort na de landing bouwden genietroepen twee kunstmatige havens. Om de golven te breken werden er zelfs koopvaardijschepen tot zinken gebracht. ‘s Nachts zorgde brandende olie voor een camouflagemist boven de lichten van de werf. Een al te late winterstorm dreigde het masterplan te doen mislukken: tussen 19 en 23 juni werden er in het Kanaal windsnelheden van 140km/u gemeten. Haven A (Omaha beach) ging volledig verloren maar werd later met hulpstukken van haven B (Arromanches) opnieuw opgebouwd. De geïmproviseerde haven had een capaciteit die vergelijkbaar was met een echte zoals Le Havre. In Mullberry B werden 39.000 voertuigen en 220.000 manschappen aan land gebracht.

De oudstrijder in gesprek met Brigitte
© Scriptor
Feiten en cijfers kunnen imponeren maar mensen doen dat des te meer. Op de trappen van het landingsmuseum lopen we een 85-jarige Belgische oudstrijder tegen het lijf. In deze tijd van het jaar waarin er veel herdenkingsplechtigheden en ontmoetingen met medestrijders zijn, is hij hier altijd te vinden. Zijn levensverhaal begint op zijn veertiende toen hij met zijn vader naar Engeland vluchtte. Daar liep hij twee jaar school maar leerde er weinig en liep weg. De politie pakte hem op en liet hem kiezen tussen het leger of de munitiefabriek. Op D-day maakte hij deel uit van de Brigade Piron (Belgen in het Britse leger) kwam aan een parachute naar beneden en trok verder naar de Ardennen. Tijdens het offensief in Zuid-België raakte hij gewond, verloor een oog en kreeg een scherf in zijn been. Hij is bitter over de maandelijkse aalmoes van 200€ die de Belgische staat hem doteert. Zijn taal is nog steeds doorspekt met Engelse termen. Op zijn uniform lees ik Who dares wins, het motto van de Special Air Service (SAS). In een knoopsgat zit een klaproos. Een roerend moment…

Het strand van Arromanches © Scriptor
Binnen in het museum blijft Omar gebiologeerd staan voor de foto van generaal Omar Bradley… een Amerikaanse opperbevelhebber die zijn naam draagt…? We zien beelden van de landing, lopen langs de maquette van de Mullberry, bestuderen zendapparatuur en glazen kasten met allerlei voorwerpen die de tijd van toen illustreren. Een aanrader voor de liefhebbers! Jeroentje heeft een jachtgeweer gezien... hij moet later zeker nog eens terugkomen.

Communicatiekamer musuem Arromanches © Scriptor

De eerste stad die bevrijd werd is Bayeux. Meteen de volgende naam in ons programma. En omdat oorlog van alle tijden is, komen we er hier weer een tegen.

Bayeux © Scriptor

Een zéér oud stripverhaal
De oudste afbeelding van de komeet van Halley
© batigolix
Bij de inwijding van de kathedraal in 1077 kreeg Odo, bisschop van Bayeux en halfbroer van Willem de Veroveraar, een geborduurd krijgsverhaal cadeau. Het 70m lange en 50cm hoge doek dat de tocht van Willem naar Engeland voorstelt, was bedoeld om in het koor van de kerk te hangen. De 58 scènes lezen als een stripverhaal, handig voor de gelovigen die meestal niet konden lezen.

Met een audiogids in de hand wandel je in twintig minuten langs deze geschiedenisles. Je ziet de voorbereiding, de gevechten, de soldaten, de paarden, de honden, de schepen… en heel duidelijk de meineed van Harold, de gezant van de koning die Willem de Engelse kroon kwam aanbieden. Maar Harold speelde dubbelspel en eigende zich na de dood van de koning de troon toe. And the rest is historyIn één eetmaal zette Willem in Hastings orde op zaken… er was een tijd waarin invasies verbazingwekkend snel uitgevoerd werden.
De kleuren zijn bijzonder goed geconserveerd. Het doek is Unesco Werelderfgoed.

Bayeux © Scriptor
Het is een dorstige dag, dus spring ik even voor het vertrekuur een cafeetje binnen (niet dat van de foto)… waar mijn blik onmiddellijk gevangen wordt door de Belgische kampioenentrui die zich weer eens mengt in de finale van een tourrit. De patron vindt het goed dat ik even in het keukentje ga kijken.

Bayeux © Scriptor
‘Thuis’ in de bar van hotel Saint-Pierre, zie ik, in uitgesteld relais, Jelle Vanendert tweede worden op Luz-Ardiden… en besef niet dat dat nog maar de generale repetitie is.

Het melkhuisje van Vire (verse melkautomaat)
© Scriptor

De ochtend van de laatste dag begint traditiegetrouw vroeg… héél vroeg. Met nog een laatste troubele blik op het melkhuisje - een zelfbediening die de klok rond verse melk levert - zeg ik Vire gedag en rijden we weer het bocage-landschap in.

‘Audio-gids-Brigitte’ serveert ons de zoveelste, maar steeds onderhoudende, achtergrondles. Terwijl we door Condé rijden vertelt ze het verhaal van zeevaarder-ontdekkingsreiziger Jules Dumont d’Urville die in 1840 als eerste de zuidkust van Antarctica zag. Hij noemde de landstrook Adélie, naar zijn vrouw. Een ongeluk zit vaak een kleine hoek: hij overleefde zijn grote avonturen maar kwam om bij een treinongeluk in Franrijk… het allereerste in de geschiedenis. Dat hij ook op die manier in onze herinnering blijft, zal hem niet hebben kunnen troosten.
Jules Dumont d'Urville
De smalle kronkelwegen van het Tourparcours, die ons herinneren aan de vele valpartijen, brengen ons tot bij het kasteel van Vendeuvre. Hier woont de familie Le Forestier, afstammelingen van Mathilde van Vlaanderen, de echtgenote van Willem de Veroveraar. De sporen van de oorlogschade zijn sinds lang zorgvuldig weggepoetst. Deze woonst diende als doorgangskazerne voor de Duitse troepen maar had ook te lijden onder bombardementen.

Kasteel Vendeuvre © Scriptor

We nemen eerst een kijkje in de Orangerie die als museum voor miniatuurmeubels en -pronkstukken is ingericht. De verzameling is met veel zorg uitgebouwd en gepresenteerd. De piepkleine meubeltjes, vazen, gebruiksvoorwerpen, boekenrekjes, klokjes… komen uit tal van landen en werden, bij wijze van meesterproef, door ambachtslieden gemaakt. ‘Schattiiig’ kraait Karim als hij bij een poezenbedje met een baldakijn en porceleinen babypoesjes staat. Het zou gediend hebben voor de kat van de dochter van Lodewijk XV.

Poezenbedje in Louis XV-stijl

Binnen in het grote kasteel is de tijd blijven stilstaan. De kamers tonen 18de eeuwse interieurs die representatief zijn voor de Normandische landadel uit die periode. We kijken onze ogen uit naar allerlei rariteiten zoals badkuipen, een pruikenkam, een tabaksrasp, een triktrakspel, een honden- en poezenbedje…

In de fumoir speelt zoon Alexandre op een klein-formaat clavecimbel. ‘C’est une épinette’, zegt de vrouw des huizes tegen mij. Ze vertelt dat hier vroeger salon gehouden werd, bijeenkomsten van intellectuele en creatieve kopstukken. Voltaire kwam in Vendeuvre over de vloer… tot hij om zijn scabreuze verzen aan de deur werd gezet. ‘Je moest van een hoog niveau zijn om te kunnen deelnemen aan de salons, er werd niet zomaar wat gekeuveld’, vertelt de burggravin met enig trots. ‘La société s’est déshumanisée’, voegt ze er met spijt aan toe… ‘Iedereen zit op Facebook’!

In het grand salon staat Omar plots naast me en wijst - terwijl ik me afvraag wat hij van de hele reis en de bijbehorende geschiedenis begrijpt - naar kunstig ingelegde meubels en zegt: ‘Dat soort meubels voer ik in. Ze worden in Egypte gemaakt en ik verkoop ze door.’ Mensen zitten vol verrassingen…

Domein Vendeuvre © Scriptor
Alexandre, die supervriendelijk is maar niet echt van deze wereld, leidt ons daarna rond in de immense tuinen. Er is een watertuin met gevederde bewoners, een labyrint, een dreef en heel wat tuinkamers met elk een ander thema en architectuur. Tuinarchitecten vader en zoon hadden het ludieke idee om onzichtbare sensoren tussen het groen te plaatsen. Wie pech heeft krijgt een onverwachte douche en wie aan de verkeerde roos ruikt, wordt natgesproeid.

Domein Vandeuvre © Scriptor

Gevestigde namen uit de toeristische sector beloven meestal veel maar bieden doorgaans héél wat minder. We houden middagpauze in Honfleur, dat een pittoresk vissershaventje heet te zijn, een inspiratieplek voor schilders en andere kunstenaars. Maar het is hoogzomer en bovendien verlengd weekend. Je loopt er op de koppen en de terrassen puilen uit. Ik word voor het eerst op deze trip geconfronteerd met drukte. Juli in Normandië valt reuze mee - slaperige stadjes en een dun bevolkt achterland - zolang je dit soort magneten vermijdt. Alles loopt hier fout: van het Satiemuseum begrijp ik geen snars, de slaschotel en povere dressing kan niet tippen aan mijn eigen, bescheiden, creaties en door tijdsgebrek mis ik het houten kerkje. Het werd in de 15de eeuw door scheepstimmerlieden gebouwd. Na de Honderdjarige Oorlog waren metsers en aannemers immers moeilijk te strikken.

In de bus toont Luc, die betere keuzes heeft gemaakt, mij de brochure met het eigenzinnige interieur. Het plafond ziet eruit als een omgekeerde boot.

Twee oude kerkjes in Honfleur © Scriptor

Het oversteken van de Pont de Normandie is het laatste wapenfeit van deze reis. Frankrijk heeft een patent op prestigieuze bruggen: in de eerste Tourweek namen de renners al de Pont Saint Nazaire. De tolbrug over de monding van de Seine is meer dan twee kilometer lang. Het record van de langste overspanning - 856m tussen twee pilonen - werd sinds 1995 verbroken door een Japanse en nadien een Chinese brug.

Pont de Normandie © Guillaume39
Dit tweede moment ‘tussen hemel en aarde’ brengt me in een beschouwelijke bui. Wat heeft deze uitstap opgeleverd? Alleszins het besef dat dichtbijreizen héél rijk en afwisselend kunnen zijn. Maar ook dat ik geen warme mensen heb ontmoet, hoewel ik ze in hun eigen taal heb aangesproken. Wordt er niet van Duitsers en Oostenrijkers gezegd dat ze stug in de omgang zijn?? Mijn ervaring spreekt dat tegen. Zelfs in een grootstad als Wenen krijg je in een toeristencafé een oprechte glimlach van de ober.
En… in geen eeuwen zo’n slechte koffie gedronken!

Op naar Dresden voor meer hartelijkheid, meer beleefdheid en betere wining en dining!

(juli 2011)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten