Dit blog is bedoeld voor familie en vrienden maar anderen mogen meegenieten...
De oudste verslagen zijn vrij summier en bevatten geen eigen foto's.

21 september 2014

La Palma

Van de diepste barranco tot de hoogste ster !


Aan vergezichten geen gebrek, zelfs niet vanuit de hoteltuin...
© Scriptor
Op La Palma word je verwelkomd door een erg korte landingsbaan, twee stoere windturbines en, als het meezit, een even potige vrouwelijke buschauffeur.
Over dit meest westelijk gelegen Canarische eiland wordt gezegd dat het, van de grote, het authentiekste is en de vriendelijkste bevolking heeft. Of het hier om een toeristisch praatje gaat of een aantrekkelijke waarheid, daar zullen we snel achter komen. Vamos !

Een paar kilometer verder ligt het badplaatsje Los Cancajos, dat twee hotels en een aantal vakantiewoningen rijk is. Sinds de Iberische Spanjaarden hun inkomen zagen dalen, heerst er echte rust, een zorgpunt voor de lokale economie maar een zegen voor de stiltezoeker.

Als de zon opkomt boven de geërodeerde kust
en de hoofdplaats Santa Cruz...
© Scriptor
First things first ! In het plaatselijke VVV-kantoortje haal ik informatie over bustijden en -routes waarbij het onmiddellijk opvalt dat er met 'hekjes' wordt gewerkt. Die streepjes staan voor 'bij benadering'. De bus komt aan wanneer ze aankomt. Een Palmero weet niet wat haast is. Op een ander kopietje is een wandelpad getekend, recht tegen de berg op. La Palma is niet voor niets het steilste eiland van de wereld. In die berekening worden de oppervlakte, de hoogte en het land onder water (4.000 m!) opgenomen. Alleen kleine eilandjes, zoals Pico op de Azoren, zijn steiler maar die worden niet helemaal voor vol aanzien.

Zwart en wit is een kleurencombinatie
die de charme van een vulkanisch eiland uitmaakt.
© Scriptor
Een Palmero op mijn pad
De volgende ochtend neem ik het zeepad langs de kleine, zwarte strandjes en het tegen de lava-eilandjes opspattende schuim. Het A4-tje vertelt me dat ik een paar honderd meter verder de eindeloze rij trappen moet nemen tot bij de geasfalteerde weg. Boven hap ik al een eerste keer naar adem. Dit wordt geen gezondheidswandeling. Aan de overkant loopt het uitgestippelde traject verder tussen bananenplanten, blaffende honden, drakenbloed- en flamboyantbomen. Ook de kleinere flora is in al zijn varianten aanwezig. Zoals je vaak ziet in het zuiden, staan de huizen kris kras door elkaar. Van urbanisatieprincipes lijkt niemand wakker te liggen. De chaos doet niet alleen rommelig aan maar zorgt er ook voor dat er haast geen dorpskernen zijn en het landschap aangetast wordt. Na enkele kortademige kilometers raak ik de weg kwijt. Dit is ook het forensisch achterland van het hoofdstadje Santa Cruz. Wat verderop strand ik in een kleine nieuwbouwwijk en besluit terug naar beneden te lopen.

De hars van drakenbloedbomen kleurt rood
bij aanraking met de lucht, vandaar de naam.
Deze bomen kunnen 200 jaar oud worden.
© Scriptor
Als ik weer tussen de tuintjes ben, tikt er iemand op mijn schouder. Palmero's spreken anderen spontaan aan. Dat zal ik meermaals merken. Het feit dat ze geen vreemde talen praten lijkt geen hindernis te vormen. Van eilandbewoners verwacht je dat ze gesloten en op zichzelf zijn maar de Palmanen ontvingen altijd zakenmensen uit diverse landen en emigreerden zelf naar Cuba en Venezuela (en kwamen vaak ook weer terug). In de 16de eeuw waren Santa Cruz, Sevilla... en Antwerpen de drie belangrijkse havens van de wereld. De Palmero/a is dus een mens met een brede horizon.

Na wat small talk van het kaliber hace mucho calor en de info dat hij in Madrid en Barcelona heeft gewerkt, vindt de man dat we ons netjes aan elkaar moeten voorstellen: handen schudden en namen noemen, zo doen opgevoede mensen dat. Ernesto, dus. Hij vindt dat ik volgende keer maar een appartementje moet huren met een eigen cocina want dat is màs económico. Voorts foetert hij nog een beetje op de vasteland-Spanjaarden die luidruchtig zijn en hun lege colablikjes op de grond gooien. Dat hij een duik gaat nemen in zee is misschien een gevolg van de fiesta met bailar, gisteravond in het dorp. Dat dorp is San Pedro, nog een eind hoger gelegen dan waar ik mijn klim beëindigd heb. Na de wasbeurt moet hij die dus nog achter de kiezen steken. Pfoe... Hij complimenteert me trouwens met mijn fikse stap. Flauw slenteren wordt hier niet geapprecieerd. Dat oudere bewoners niet op een kilometer kijken, is geen verrassing. De grote geasfalteerde wegen kwamen er pas in de jaren ’80. Voordien liep iedereen over de caminos reyales, die er nog steeds zijn en ook door de actieve toerist gebruikt worden als wandel- en mountainbikepaden. 

Grappige ontmoeting! Uitgedroogd en uitgewoond laat ik me op een kruk zakken in de 'Real Madrid-bar'. Hier hangen de winnaars van 'de Koninklijke' in al hun glorie aan de muur. 'Un agua con gaz, por favor, y un descafeinado con leche. De maquina? Si.' Ik begin al een beetje te wortelen. 


Uit groene bomen groeien paarse paraplu's.
La Palma is een feest voor de floraliefhebber!
© Scriptor
Santa Cruz, ooit de voorpost van de Nieuwe Wereld
Op dag twee neem ik de bus naar Santa Cruz, in de glorietijd van het Spaanse wereldrijk (16de-17de eeuw) een uiterst welvarende plaats, en dat zie je aan de weelderige woonsten met bloemenbalkons of stadspaleisjes met in hout uitgesneden trapleuningen en gaanderijen. Op La Palma werd suiker en wijn geproduceerd en zelfs zijde gemaakt. De kopers betaalden niet alleen met geld maar ook met goederen. Zo kwamen er uit het rijke Vlaanderen schilderijen van oude meesters en religieuze houtsnijkunst naar het eiland. Rosie, de Palmaanse gids, zou deze ruilhandel wat later in de week 'kwaliteit met kwaliteit betalen' noemen. In Santa Cruz zijn er trouwens nog steeds straatnamen die verwijzen naar de band met Vlaanderen (o.a. de Calles van de Walle en Vandale). Enkele notabelen uit Antwerpen hadden bij Tazacorte suikerrietplantages. Als je bedenkt dat Vlaanderen deel uitmaakte van het Spaanse Rijk, is die verhuizing niet zo vreemd. Maar ook Shakespeare wist van het bestaan van het eiland. Hij vernoemde de Malvasia-wijn in één van zijn toneelstukken. In dit stadje vol cultureel erfgoed zijn de toeristen gelukkig nog zwaar in de minderheid ten opzichte van de locale bevolking!

De Plaza de Espaňa in Santa Cruz ademt oude grandeur.
© Scriptor
Dit soort balkonhuis is typisch voor Santa Cruz
© Scriptor
Deze op-en-neer straten barsten van de kleur. Hoe bescheiden de huizen ook zijn, er is altijd aandacht voor gevels, ramen en deuren. En alles kan, van fel paars tot knalgeel en gifgroen. De Palmero's krijgen van huis uit mee dat de buitenkant van hun onderkomen er altijd verzorgd moet uitzien. Wanneer de verf erop zit, is voor de meesten de bodem van de beurs in zicht. Binnen is de aankleding dan ook uiterst sober. Maar in een land waar je zo vaak buiten bent, is die binnenkant ook veel minder belangrijk. 

De flamboyant charmeert met zijn ingesneden, vederlichte bladeren.
Standbeelden van zingende en musicerende mensen zie je her en der op het eiland.
© Scriptor
Naar warme gronden
Op dag drie komt de tourbus voorrijden en stelt gids Rosie zich voor. Ook zij past in het plaatje van de Palmaanse vriendelijkheid. Geen vraag of uitleg is haar teveel, haar prettige humeur wankelt nooit. Vandaag staat de zuiduitstap op het programma. Het onderste gedeelte van het eiland loopt uit op een punt en is de regio van de vulkanen. De meest actieve is de Teneguia die in 1971 voor het laatst vuur spuwde. Hij behoort tot de gevaarlijkste vulkanen ter wereld. In de loop van de voorbije vijfhonderd jaar waren er 7 uitbarstingen van diverse vuurbergen op La Palma. 


Op het pleintje van Las Nieves kun je geest en lijf voeden.
© Scriptor
De rit begint bij het kerkje van Las Nieves hoog boven Santa Cruz. De verhalen die bij deze religieuze plek horen, vertellen alles over de ernst en de diepte van het geloof dat hier beleden wordt. Buiten de erediensten komen de gelovigen om tal van redenen naar de Madonna van de Sneeuw, bijvoorbeeld, wanneer ze verplicht worden om van het eiland weg te gaan (met nadruk op ‘moeten’, dus). Dan vragen ze de Maagd het verloop van een studie of ziekenhuisbehandeling in goede banen te leiden. De opperste religieuze beleving is echter de vijfjaarlijkse processie die in 2010 zo’n 18.000 volgers op de been bracht. Op die hoogdag wordt de Madonna in één van haar 200 kostbare jurken gehesen en in stoet naar de hoofdplaats gebracht. Rosie was er vier jaar geleden bij en herinnert zich vooral de doodse stilte van al die mensen. Hun gedachten waren bij geluk en ongeluk in de familie en in het leven. In dit kerkje hangt een Christusfiguur, geflankeerd door twee beelden. Deze kunst kwam uit het Vlaanderen van de 16de eeuw als betaalmiddel voor de landbouwproducten naar dit eiland. Beide beelden zijn zo kostbaar dat geen enkele maatschappij hun transport wil verzekeren, bijvoorbeeld, naar een overzeese tentoonstelling. 

Zicht op Santa Cruz vanop de Mirador de la Concepcion
© Scriptor
De volgende stop is de Mirador de la Concepcion. Dit is hét uitzichtpunt over het hoofdstadje. Als de foto-amateurs hun camera’s weer opgeborgen hebben, gaan we richting Mazo. Daar woont een bijzondere pottenbakker. Hij is de enige die toestemming heeft van de overheid om het aardewerk van de oorspronkelijke bewoners te kopiëren. Deze Benahoare, zoals ze genoemd worden (op Tenerife worden ze Guanchen genoemd), hadden een pre-historische levenswijze. Ze woonden in grotten, waar ze soms muurtekeningen maakten, en kleedden zich met dierenhuiden. Hun aarden potten waren zwart van kleur en hadden geometrische motieven. Toen de conquistadores het eiland innamen, werden deze vreedzame mensen, die wellicht ooit met de boten van de Feniciërs van Noord-Afrika naar hier kwamen, afgeslacht of als slaven tewerkgesteld. De Benahoare waren groot voor die tijd, zo’n 1.70m. Door de kleine Spanjaarden werden ze gezien als modelarbeidskrachten voor de suikerrietplantages, de eerste grootschalige teelt op La Palma. 
 
Vandaar rijden we naar het verste zuiden, naar Fuencaliente, wat ‘hete bron’ betekent. Het bronwater zou bovendien therapeutische eigenschappen hebben. En daar zit nu net een dreiging in. Overal, dus ook op het authentieke La Palma, is geld verdienen een verleidelijke bezigheid. Er gaan geruchten over het uitbouwen van een toeristische infrastructuur rond deze plek. Een ander angstaanjagend beleidsidee is trouwens het verspreid neerleggen van maar liefst vijf golfterreinen!  

In heel wat perken kom je deze paradijsvogelbloem tegen.
© Scriptor
Hoewel dit een waterrijk eiland is zonder ontziltingsinstallaties, is dit gedeelte droog. Bovendien zit de aarde vol stenen. Als ze deze grond definiëren, hebben de locale mensen het over ‘veel stenen maar weinig brood’. Toch gedijen de wijnranken er op de nog nagloeiende hellingen. 

Voorlopig is het zuiden nog maagdelijk. De aarde is rood en grijs van de vulkanische activiteit uit het verleden. Vlak voor de kust liggen zoutpannen. Onder de merknaam ‘Fleur de sel’ wordt zout uitgevoerd naar Duitsland. Wij gaan hier een stukje van de wandelroute (3 uur in totaal) naar de krater van de Teneguia doen. Maar het stappen door gruis is even onaangenaam als wegzakken in zand en na vijf minuten houd ik het al voor bekeken en maak rechtsomkeer. Omdat het licht onwaarschijnlijk fel is hier, slaat mijn middenklascamera tilt en mislukken de foto’s.

Over deze vulkaan wordt een sterk verhaal verteld… Een aantal wetenschappers beweert dat bij een volgende uitbarsting een stuk van het eiland in zee zal storten en een tsunami zal veroorzaken die de steden op de oostkust van de VS onder water zal zetten. Maar een vrij recente studie van de technische universiteit in Delft toont aan dat die kans niet erg reëel is. Laten we deze doemgedachte dus maar opzij schuiven.

© Scriptor
Littekens in het landschap 
De Teneguia heeft ervoor gezorgd dat La Palma groter werd. Bij de laatste uitbarsting (1971) is er door de lava-afzetting een paar kilometer land bijgekomen. Tot grote onvrede van de doorsnee Palmero en vooral van zij die al hun bezittingen waren kwijtgespeeld (en daarvoor niet vergoed werden!), werd deze nieuwe aarde toegewezen aan de grootgrondbezitters. Hun macht gaat terug tot de tijd van de conquistadores toen ook het waterbeheer in hun handen kwam. De watertoevoer is nog altijd geprivatiseerd! In de loop van de geschiedenis teelden de baronnen suikerriet, wijn en bananen. Zij zijn de rijken van La Palma. Tussen de zuidpunt en Los Llanos in het centrum is het landschap vervuild door eindeloze overdekte en niet-overdekte bananenplantages. Werkelijk een gesel voor het oog! Bovendien slokken bananen onnoemelijke liters water op.  

Met een 'combinado' achter de kiezen kun je weer op pad!
© Scriptor
Tijd om de maag te vullen! Via een zigzaggende weg klimmen we naar Los Canarios, het hoogst geleden Palmaanse stadje (1700m). In de Centaurea-bar eten we een grote tapa, die je gerust een lunchschotel mag noemen. Aan kleine tapas wordt hier niet gedaan want het is de huiskroeg van de wegenwerkers en die springen met een klein bord niet ver. Voor het gemak kiezen de meesten van ons voor een combinado, een proeverij van diverse gerechten. Zoals altijd is de Canarische plattelandskeuken eenvoudig maar erg smakelijk. Dat laatste heeft te maken met groenten die de tijd hebben gekregen om te rijpen en, voor de vleesliefhebber, dieren die op eigen tempo groot en vet zijn geworden. Voeg daar zuivere olijfolie en verse kruiden aan toe, en je hebt een tongstrelende maaltjd. Nog een barraquito, een koffie met kaneel, limoen, liqueur en gezoete melk, als afzakkertje en we kunnen weer verder!  

Wandelen tussen de passaatwolken is een etherische belevenis
Scriptor
Op weg naar de caldera, de erosiekrater (geen vulkaankrater, dus) in het hart van La Palma, verlaten we de banaanstreek en komen terecht in de stilte van een uitgebreid dennenbos. Terwijl de bus tussen de sparren kronkelt, zet Rosie een zacht muziekje op. ‘Dit is te mooi om doorheen te praten’, vindt ze. Aan de rand van de krater maken we een boswandeling naar de Mirador de los Roques en terug… maar op dit uitzichtpunt is, buiten een dichte mist, niets te zien. De passaatwolken hebben zich in de caldera genesteld en zijn niet van plan te vertrekken. Op het noordelijk halfrond komen die wolken uit het noordoosten. Omdat ze niet hoog genoeg kunnen stijgen, botsen ze tegen de bergwanden aan en blijven er hangen. Daarom is ook de westkant van het eiland veel zonniger dan de oostkant. Toch ben ik blij dat ik geen verblijfplaats aan de zonkant gekozen heb, want dat is de regio van de met zeilen overdekte bananenplantages. Dan liever een wolkje… In Los Cancajos beginnen de dagen trouwens zonnig. Het is maar in de loop van de middag en avond dat het er donkerder wordt. En niet eens wanneer je in de richting van de zee kijkt. Het is een merkwaardig fenomeen. Aan de waterhorizon kun je trouwens de schimmen zien van Tenerife en La Gomera.
 
In de hoger gelegen gebieden kom je kraaien tegen
die hopen op een stukje kaas of vlees van de toeristen.
© Scriptor

Na de wandeling door dit bevreemdend decor dat iets van een fantasywereld heeft, gaat het bergafwaarts naar de kust. Rosie zingt nog een liedje en dan komt hotel Taburiente Playa in zicht. Zoals de standbeeldjes met zangers en musici suggeren (zie foto hierboven), neemt de muziek op dit eiland een belangrijke plaats in. Tijdens de fiesta’s in de dorpen gaat het er luidruchtig aan toe! En tussendoor worden er andere gelegenheden aangrepen om de noten te laten dansen… denk maar aan Ernesto!

De replica van de Santa Maria
© Scriptor
Een admiraal die geschiedenis schreef
's Anderendaags maak ik weer een fotowandeling door Santa Cruz en bezoek de replica van de Santa Maria, het vlaggenschip van Christoffel Columbus. De echte voorloper van deze carraca (een doorontwikkeld karveel), is gezonken voor de kust van Hispaňola, het eiland dat nu gedeeld wordt door Haïti en de Dominicaanse Republiek. Omdat er een klein scheepvaartmuseum in is ondergebracht, kun je door de ruimtes lopen en wankele trapjes beklimmen. Of je in de touwen mag hangen weet ik niet... zover reikte mijn ambitie niet. De kajuit van de admiraal, die ook dienst deed als vergaderruimte voor de scheepsraad, is beeldend ingericht. Vooral de dikke ton doet vermoeden dat er heel wat liters wijn aan boord waren. Slapen deed deze roerganger op een brits met een stromatras. Buiten de bemanning ging er ook vee mee: kippen voor de eieren, geiten voor de melk en varkens voor het vlees.

Op het pleintje voor de Santa Maria is een leuk barretje met Cubaanse muziek. Waar het grote feitenmateriaal je ratio voedt, is dit soort couleur locale een injectie voor je gevoelswereld.
 
Het optrekje van de admiraal
© Scriptor
Op dag vijf staat de noordtour op het programma. Deze keer komt een minibus met klein gezelschap en gids Wim me ophalen. Wim woont al zestien jaar op het eiland en spreekt ratelend Spaans met de chauffeur. Hij beschikt over encyclopedische kennis en een nog aanzienlijker dosis enthousiasme. Over de tsunami-theorie zegt hij dat er zo’n 1000m vulkaanbraaksel moet bijkomen om het eiland te destabiliseren en een aardverschuiving te veroorzaken. Er zijn bovendien drie soorten kraters: de erosiekrater (La Palma heeft de grootste ter wereld), de explosiekrater en de instortingskrater.
 
Als we de weg die het eiland horizontaal in twee snijdt, afgelegd hebben, houden we onze eerste stop. Deze plek heet de Mirador el Time en biedt een grandioos uitzicht over de oceaan, de stadjes Los Llanos en Tazacorte en… hoe kan het anders, de bananenlittekens. Trouwens, de (vrouwelijke) burgemeester van Tazacorte tolereert geen plantages voor haar deur. En dat is te zien op deze foto:  

Zicht op Tazacorte,
een bananenvrij eilandje in een bezoedeld landschap
© Scriptor
Volgens Wim zou het bananenrijk ineenstorten als de EU-subsidies, rond 2020, afgeschaft worden. Omdat het de enige grote economische peiler is van La Palma, dreigen er dan minder inkomsten voor de staatskas en nog meer werkloosheid. Maar de Spanjaard is geen lange termijndenker en dus wordt er afgewacht. De problemen van morgen zullen morgen opgelost worden. 
 
In het noorden regeert de natuur
Bij de Mirador el Time eindigt de beruchtste kloof van La Palma: de barranco de las Angustias. Hier kwamen in 2001 nog drie wandelaars om. Ze werden meegesleurd door een snelstromende bergrivier. Dat moet in het winterseizoen gebeurd zijn want nu staat de kloof droog. Dit is de eerste van de reeks indrukwekkende barranco’s die we op onze tocht naar het noorden zullen zien. Deze kloven vormen sinds mensenheugnis de natuurlijke en administratieve grens tussen de gemeenten. Na veel oh’s en ah’s komen we aan in het uiterste noordwesten, in de buurt van Garafia. Daar wandelen we in dalende lijn tussen cactusplanten, wolfsmelk (sommige soorten zijn giftig) en tal van mij onbekende flora naar de Mirador de Garafia, een ademloos mooie plek aan de basaltkust die bespoeld wordt door bruisend schuim. Ook hier laat mijn fototoestel me in de steek: beweging, licht- en kleurspel van water en branding zijn, helaas, niet aan deze camera besteed. Maar als je op La Palma bent, ga naar dit stukje paradijs! 

Met zijn fluwelen bladeren is dit een aaibare maar ook decoratieve plant.
© Scriptor 
We rijden verder door groene, dichte laurierbossen. Dit is niet de soort waarvan je de bladeren in de soep verwerkt. Het ecosysteem, vaak met varens op de bodem, wordt gevoed door de passaatwolken die hun vocht aan de bomen afgeven. Het hele laurierbos is door de Unesco tot beschermde biotoop uitgeroepen. Hier ontstaan beekjes en watervallen die zorgen voor de watervoorziening van het eiland.
 
Tussen de bedrijven door vertelt Wim over de cultuur rond de overlijdensberichten. Als op het platteland mensen overlijden, dan verschijnt er een begrafenisaankondiging in het bushokje. Vandaar rolt het nieuws van mond tot mond verder. Het noordelijke gedeelte van het eiland loopt trouwens leeg. Jonge mensen gaan op zoek naar werk en ouderen blijven eenzaam achter. Als het laatste buurtwinkeltje bij gebrek aan klanten de deuren sluit, moeten ze een taxi nemen om boodschappen te halen. In het dorp Roque Faro, waar we een weer una tapa grande gaan eten, wonen nog zo'n 150 mensen. 
 
Bij de 'leche leche' blijft de gecondenseerde melk onder in het glas zitten.
© Scriptor
Na de lunch gaat het richting Barlovento waar de zwemliefhebbers een duik in het zeewater kunnen nemen. Ik fotografeer wat interssante planten en ga een leche leche drinken. Dat is één van de vele koffievarianten op La Palma. Eigenlijk is het een koffie voor luie gebruikers, zij die van zoet houden maar geen suiker in de drank willen doen. Op de bodem wordt gezoete melk uit een blikje gegoten, daar wordt koffie aan toegevoegd en tot slot komt er nog een scheut natuurmelk bij. Het oogt een beetje kunstzinnig...
 
Het kerkje van San Andres
© Scriptor


Fris gewassen en/of opgepept stappen we weer in de minibus die ons naar de laatste stopplaats brengt: het pittoreske San Andres aan de noordoostkust. Daar bezoeken we een kleine bananenplantage en leert Wim ons waarom de bananen krom zijn. Dat heeft niets met het licht te maken maar alles met de zwaartekracht. Het dorpspleintje met de witte kerk is hier de trekpleister maar ook de huizen met de gekleurde gevels, de platte daken, waarop de was hangt te wapperen, en een papayaboom kunnen ons charmeren. De rust die over de Palmaanse dorpen hangt is bijna onaards!
 
Wapperende was hoort bij het beeld van La Palma.
© Scriptor
Tot slot gaan we langs de kustweg naar beneden waar ons de zééér relatieve hectiek van Santa Cruz wacht. Op veertien dagen tijd heb ik in de haven, die ooit in het centrum van de wereld lag en later een drukke overslagplaats werd voor goederen uit de Engelse kolonies in West-Afrika, maar twee vrachtboten gezien: één uit Tenerife en één uit het Italiaanse Livorno. 

Op-en-af-en-op-en-af!
De volgende dag maak ik een wandeling in de vorm van een grote lus rond het hotel. Met dit losgooien van de spieren ben ik een dik uur zoet. De eerste honderden meters gaan in de richting van het vliegveld om dan op te draaien naar de grote weg. Hoewel het geen echte natuurwandeling is, zijn de planten en bloemen dichtbij en is het uitzicht wijds. Aan het eind wacht weer de lange trappenrij… maar deze keer moet er alleen gedaald worden. Even verder kan ik neerstrijken in de ‘Real Madrid-bar’. Omdat de luchtvochtigheid hoog is, voelt het weer zwaar aan en moet je vaak bijtanken.

Subtiel geurende jasmijn
© Scriptor
Een ochtend later neem ik in Santa Cruz een bus 'naar boven'. In een kleine barranco die bij een gehuchtje hoort, ligt een bescheiden dierenparkje. Hoewel ik moeite heb met opgesloten dieren, ga ik toch even kijken. Er lopen enkele struisvogels rond, kleine en grotere aapjes, vreemsoortige biggen... In grote terraria slapen pythons, waarvan er één een albino lijkt te zijn. Echt leuk wordt het pas wanneer ik in een ruimte terecht kom met exotische vogels en een pauw. Het bezoekerspad loopt dwars door hun woongebied. Hoewel de snavels van het gevogelte aardig groot zijn, doen ze alsof de mens niet bestaat. Het lijkt er niet op dat ze vaak gestoord worden want ik ben op dat moment de enige bespieder. Bij dit Moroparque hoort een ontzettend gezellig en groen cafeetje. Bovendien zijn de man en vrouw van de bediening de verpersoonlijking van de Palmaanse vriendelijkheid. Omdat de buschauffeur me aan een geïmproviseerde halte heeft afgezet (ook dit soort service hoort bij kleine oorden), vraag ik hen hoe ik weer beneden geraak. Er blijkt een camino te zijn die recht naar Santa Cruz loopt. Langs het kinderkopjesweggetje ontmoet ik nieuwsgierige geiten, wegvluchtende hagedissen, een siamese poes en zie bloemrijke huizen. Een half uurtje later sta ik alweer bij het water.

De kuifkraanvogel:
Als je zo'n verenhoed hebt, mag je met trots in de spiegel kijken.
© Scriptor
Naar een onwezenlijk mooie plek
Dag acht is D-day! Vandaag neemt Rosie ons mee naar het dak van de eiland op 2450m. Bij de Santa Maria draaien we links op en zigzaggen in eindeloze lussen naar boven, arriba, arriba... daar moeten we zijn. Tegen de passagiers die draaierig dreigen te worden zegt ze: 'Geen water drinken en recht vooruitkijken.' Op deze lastige tocht kregen we bovendien de jongste chauffeur van La Palma mee. Onderweg komen we jagers tegen. Van augustus tot december mogen ze twee dagen per week berggeiten schieten. Die zouden alles kaal vreten en een bedreiging zijn voor het ecosysteem. De vergezichten zijn duizelingwekkend, tot we op passaathoogte zijn. Dan worden we opgeslokt door dichte, grijze watten. Nog hoger toornen we boven de wolken uit en steken tenslotte ook de boomgrens over. Op dat moment liggen liefst vijf vegetatiegordels achter ons.

Net onder de top heb je zicht op Los Llanos
©  Scriptor
Als we bijna boven zijn maken we tijd voor een fotostop. Bij een indrukwekkend uitkijkpunt zien we ver en diep Los Llanos, de tweede stad van La Palma, liggen. Kale rotsen wisselen af met schaarse begroeiing. Tussen januari en maart ligt hier sneeuw. Even verder komen we de eerste telescopen tegen. La Palma heeft één van drie belangrijkste sterrenwachten ter wereld. De andere twee liggen, respectievelijk, in de VS en in de Chileense woestijn. Om het heelal goed te kunnen waarnemen moet een plek uitgekozen worden die aan een aantal voorwaarden voldoet: een donkere hemel en dus weinig lichtvervuiling, zicht op het noordelijk én zuidelijk halfrond en liefst hoog gelegen. Wat hier verbaast is dat elk geïnteresseerd land een eigen telescoop geïnstalleerd heeft, zelfs de EU-landen. Ook Rosie vindt het verspild geld. Als je weet dat één observatienacht stof geeft voor een heel jaar werken aan de universiteit en dat wetenschappers maximum drie tot vier dagen hier doorbrengen, dan dringt zich toch de vraag op waarom dit werk niet samen kan georganiseerd worden. Je zou bijna zeggen dat er aan landschapsvervuiling gedaan wordt... witte bananenteelt!

De telescopen verdringen zich op de hellingen
© Scriptor
Gelukkig kun je de draaiende koepels ook de rug toekeren en je helemaal overgeven aan een vergezicht waarop alle superlatieven van toepassing zijn. Nooit eerder heeft de natuur me zo de adem afgesneden! Maar ook hier geeft de camera niet echt thuis: ver kijken lukt hem slecht en van wolkentextuur bakt hij ook niets. Als ik naar de foto hieronder kijk denk ik: 'Op deze plek was ik niet. Dit heb ik niet gezien.' De begroeiing op de bergen is niet zichtbaar en helemaal achteraan zou je de zee en de ovale contouren van La Gomera véél helderder moeten zien. Voor wat het waard is, dus:

Roque de los Muchachos: helaas is alleen de voorgrond duidelijk te zien...
© Scriptor
De naam Roque de los Muchachos komt uit de Benahoare-taal. De oorspronkelijke bewoners van La Palma hielden op deze magische plaats een inwijdingsritueel dat van jongens volwassen mannen maakte. Eigenlijk is één keer komen kijken niet genoeg. Veel te vlug vervagen de beelden in je hoofd...

Nog bevangen door zoveel grootsheid keren we in stilte terug naar de bewoonde wereld. Omdat de dalingspercentages hier oplopen tot 20% gaat onze chauffeur zeer omzichtig te werk. Langzamerhand komen we terecht in sappig-groene landschappen die aan Wales of Ierland doen denken. Dit is een eiland met veel variatie. Een aantal kilometers verder groeien de naaldbomen op dorre rode aarde. In Puntagorda doen we, in afwachting van het open gaan van de boerenmarkt, een barretje aan. Terwijl de musica cubana ons tegemoet waait, snakken we naar drank en een hapje. Sommigen hebben een lunchpakket bij, anderen willen eten bestellen. 'Kies iets dat al klaar is', zegt Rosie, 'want hier weten ze niet wat haast is.' En dan gaat het nog om relatieve haast. We hebben een half uur voor de mercado zijn deuren opent.

De suikerrietkraam vind je op elke markt.
© Scriptor
De innerlijke mens verwend
De marktjes op La Palma zijn heerlijke plekken. Je vindt er fruit en groenten van hoge kwaliteit, kaassoorten waar je nog nooit van gehoord heb, smaakvol vlees, tal van honingsoorten en confitures (van papaya's, kiwi's, vijgen, zelfs tomaten...), koeken en taarten waaraan je nauwelijks kunt weerstaan... En altijd is er de suikerrietkraam! Het sap, dat ter plekke uit de stengels geperst wordt, is lekker, al dan niet met wat sinas erbij, en wie er rum en munt aan wil toevoegen, krijgt een mojito.

Op deze mercado vind je ook de derde generatie Europese hippies. Hun grootouders kwamen in de jaren '60 naar hier en bouwden onderkomens in grotten. Dicht bij de natuur wonen, was hun levensmotto, als een moderne versie van de Benahoare. Je herkent hen aan het lange haar en de wijde jurken. Ze verkopen prachtige handgemaakte spullen in diverse materialen maar de prijs is niet beursvriendelijk.

Daarna gaat het weer dwars door het eiland richting Los Cancajos. Als je uit de 2km lange tunnel komt, ben je bijna altijd getuige van een weerfonomeen. Van west naar oost ga met een blauwe lucht de pijp in en zie je een, soms zware, wolkenlucht als je eruit komt. Dat is de wet van de passaatwolken.

Een frisse mojito
(zie ook de Cubaanse rum op de achtergrond) !
© Scriptor
Het tweede stadje van La Palma was al te zien vanop het dak van het eiland. Los Llanos wordt ook de geheime hoofdstad genoemd, niet alleen omdat ze iets meer inwoners telt dan Santa Cruz maar ook omdat de rijkste Palmanen in het Aridane-dal wonen. Dat zijn natuurlijk de bananenbaronnen.

Om het half uur kun je er vanuit Santa Cruz naartoe rijden. Het openbaar vervoer nemen is hier geen straf. Elke route biedt je panorama's die nooit vervelen. De bus doet een aantal dorpen aan, stopt voor het ziekenhuis en geraakt via El Paso (klinkt deze naam niet Mexicaans?) in Los Llanos.

200 à 300 families leven van de tabaksteelt.
Churchill wist de Palmaanse sigaren zéér te waarderen!
© Scriptor
Onder het brede gebladerte van de bomen op het centrale plein zitten de oudere mannen te keuvelen, een sigaar te roken of een krantje te lezen. In het historische stadsgedeelte loop je tussen huizen met een rijke geschiedenis, soms met houten gaanderijen rond een intieme patio, wit gekalkte gevels, weelderige plantengroei van zwoele frangipanebomen tot overhangende oleander en jasmijn. Opvallend zijn de kruisen die op gewone woningen staan. Nooit eerder zag ik deze uiting van diep geloof. Ik maak een meer dan tevreden stellende fotowandeling die eindigt in de mercado waar een groentenman me aanzet tot het kopen van een papaya. 's Avonds op het balkon lepel ik de vrucht leeg. Ze smaakt een beetje zoet maar vooral wat muffig. Geen topper. De papayaconfiture die ik later thuis zal proeven mag er wel zijn... wat bijgezoet, veronderstel ik. Ook de mojo-dipsaus (op basis van basilicum, look, komijn, azijn, olijfolie...) doet het thuis goed bij vis en brood. Ook een aardappel is een passende partij voor deze Canarische specialiteit.

Een voorbeeld van een huis met een kruis in Los Llanos
© Scriptor
Thuis op het eiland
Na een dag of tien ken je buschauffeurs, de prijs van de tickets, loop je met de ogen dicht door Santa Cruz, brabbel je wat Spaans... dat heet een bijna-thuisgevoel.
De resterende dagen worden, onder meer, besteed aan te voet naar het havenstadje wandelen (zo'n 4km) en het opnieuw maken van enkele half geslaagde foto's. Dat lukt het slechtst met het stukje 16de eeuwse vesting. De staalblauwe lucht vertaalt mijn camera in egaal grijs. Dat moet dus maar een documentatiefoto worden. De vestingwerken zijn er gekomen nadat de stad was platgebrand en geplunderd door een Franse piraat met de betekenisvolle bijnaam Jambe de Bois. Toen Francis Drake dit kunstje wilde herhalen kon Santa Cruz een vuist maken en bleef, dankzij deze fortificatie, overeind.

En toen bleef er nog één opdracht over, een culinaire. In de kleine calle Vandale (daar is de Vlaamse naam weer) zou het beste ijs van de Canarische archipel te koop zijn. Helaas lijken de luiken op n°8 definitief gesloten... De warme bakker die ik wat verder ontdek maakt één en ander goed. Bij hem koop ik een gevulde taco (weer die Mexicaanse connectie) en iets zoets, allemaal ovenvers.

De voorlaatste dag laat ik me nog even met de locale bus naar Las Nieves brengen. Niet zozeer om het kerkje opnieuw te zien maar om door de bescheiden barranco naar beneden te lopen. Buiten een decoratieve palmenfamilie en vreemsoortige woonsten, die zich in de rotsen hebben genesteld, is dit toch geen bijzondere wandelervaring. Voor zinnenstrelende staptochten heb je een auto nodig die je naar een vertrekpunt in het centrum of het noorden kan brengen. Dat was de enige frustratie van deze reis.

Een erg vroeg ontbijt!
© Scriptor
Als de zon nog een laatste keer opgaat, staat het koffer klaar. Tijd om een antwoord te formuleren op de beginvragen. Is de Palmero supervriendelijk en behulpzaam? Jazeker, met uitzondering van sommige mensen die geld verdienen aan toeristen. De Palmero draagt zorg voor anderen. Dat merk je ook aan kleine dingen. Meermaals riep iemand coche, coche om me te waarschuwen voor die ene auto die over de weg kwam aanrijden. Schouderklopjes krijg je er ook. Buitenlanders voelen zich welkom.  

En hoe authentiek is dit eiland? Voorlopig nog zeer. Als je bedenkt dat beleidsmensen golfbanen en een kuuroord in gedachten hebben, mag je bezorgd je wenkbrauwen fronsen. 'Maar een bezoekerscentrum en een toilet installeren op de Roque de los Muchachos, dat kan blijkbaar niet', zou Rosie fulmineren. 'En voor de 200 kostbare jurken van de Madonna van de Sneeuw is er, ondanks parlementaire vragen, nog steeds geen museum', zou ze eraan toevoegen. Het is niet al brokaat wat blinkt!

Eigenlijk moet je toegeven dat La Palma zijn rust kan bewaren omdat er onvoldoende stranden zijn en het weer in het noorden niet past op de cover van een toeristische brochure. Het is de weerbarstige natuur die het eiland in leven houdt! 'Es un paraíso', zei Ernesto. Je mag hopen dat het gelijk nog lang aan zijn kant blijft!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten